Bezwaarschrift tegen het ontwerp-bestemmingsplan "Landgoed Driessen".

In "Bruggeske" 1999-1 (blz. 110 e.v.) is ter kennisneming van onze leden opgenomen ons bezwaarschrift d.d. 18 december 1998 tegen het Voorontwerp bestemmingsplan "Landgoed Driessen" en het antwoord van Burgemeester en Wethouders van Waalwijk d.d. 7 april 1999 hierop. Tijdens onze Algemene Vergadering van 19 april 1999 zijn deze stukken besproken. De ledenvergadering heeft ons toen gemachtigd om indien het definitieve ontwerp-bestemmingsplan op onvoldoende wijze aan onze bezwaren zou zijn tegemoet gekomen, een definitief bezwaarschrift tegen het ontwerp-bestemmingsplan "Landgoed Driessen" in te dienen.

Dit is inmiddels geschied bij onze brief van 2 juni 1999.

Ter kennisneming van de leden volgt hieronder dit bezwaarschrift.

                                                  Aan de Raad der gemeente Waalwijk
                                                  Postbus 10150
                                                  5140 GB  Waalwijk                                                

                                                  Sprang-Capelle, 2 juni 1999

ONDERWERP:

Bezwaren tegen het ontwerp
bestemmingsplan "Landgoed Driessen"
Geacht College,

             Het ontwerp bestemmingsplan "Landgoed Driessen" noopt ons, mede naar aanleiding van de brief van Burgemeester en Wethouders Uwer gemeente van 7 april 1999, nr. R.O.V./20322 als antwoord op onze reactie d.d. 18 december 1998 op het voorontwerp bestemmingsplan "Landgoed Driessen", tot de volgende bezwaren:

  1. Sprangse Standaardmolen "Dye Sprancke"
    In het rapport van Adviesbureau Peutz b.v. over het gehouden windtunnelonderzoek wordt geconstateerd dat met verplaatsing van de terp en de daarop geplaatste molen met een tiental meters in noordwestelijke richting, en gelijktijdige verhoging van de terp, zoals door ons gevraagd, zou kunnen worden volstaan, mits toekomstige bebouwing in de directe omgeving van de molen in één bouwlaag, niet hoger dan 3 m zou worden uitgevoerd. De bescherming van de molen is thans vastgelegd in de artikelen II.3, lid III, en artikel III.1, onder 4 sub c, van de planvoorschriften. Op de plankaart, blad A, is de nieuwe positie van de molen slechts summier aangegeven en daarbij ingetekend dat binnen een cirkel met een straal van 100 m, met de molen als middelpunt, in westelijke-, noordelijke- en oostelijke richting (volgens de planvoorschriften) geen bouwwerken met een grotere hoogte dan 3 m mogen worden opgericht. Hiertegen maken wij bezwaar. Naar onze mening dient een molenbiotoop te worden opgenomen, waaruit blijkt binnen welke straal van de molen niet gebouwd mag worden, vervolgens binnen welke straal uitsluitend laagbouw tot 3 m hoogte en tot welke afstand daarna uitsluitend woningen tot 6 m hoogte mogen worden gebouwd. Bovendien dient de molen functioneel te blijven en voor het publiek te bezichtigen. D.w.z. dat een toegangsweg vanaf de Oudestraat naar de molen dient te worden aangegeven en uiteraard dat in de praktijk een trap tegen de terp dient te worden aangebracht.
  2. Opheffing/afsluiting Koesteeg
    Burgemeester en Wethouders blijven bij opheffing van de Koesteeg. Voor de goede orde herhalen wij de in onze reactie van 18 december 1998 hiertegen ingediende bezwaren.
    Deze opheffing/afsluiting zal tot gevolg hebben, dat de verkeersdruk op de Hogevaart in onacceptabele mate zal worden vergroot. De Hogevaart is te smal voor verkeer. Wegverbreding door demping van sloten, rooien van bomen enz. moet uitgesloten worden geacht. Deze prachtige historische weg met zijn schilderachtige bebouwing en natuur moet ongeschonden blijven. Er is ook geen enkele dringende reden om de Koesteeg te doen verdwijnen. U wilt een aanééngesloten natuurgebied van 160 ha creëren en slechts, zolang er nog landbouw in dat gebied is, de Koesteeg als landweggetje handhaven. Er zijn zeer dringende redenen om de Koesteeg als verkeersweg te handhaven:
    Voorkomen dient te worden, dat de Hogevaart een onleefbaar ge- bied wordt. Reeds nu vertonen diverse woningen aldaar scheuren         als gevolg van het verkeer. De te smalle weg mag niet              onveiliger worden.

    B.  Verkeer, van en naar de Maasroute uit en in westelijke richting, verlaat bij Capelle de Maasroute of begeeft zich aldaar daarop. Dat betreft verkeer zowel voor en van Sprang-Capelle als voor en van westelijk en centraal Kaatsheuvel, dat nu gebruik maakt van de
          Koesteeg en de Winterdijk. De door U genoemde Meidoornweg biedt daarvoor geen enkel soulaas. Bij sluiting van de Koesteeg zullen, behalve de Julianalaan en de Hogevaart, ook de
          Wendelnesseweg en de Heistraat veel meer verkeer te verwerken krijgen. Tellingen hebben uitgewezen dat per dag circa 5000 auto's van de Koesteeg gebruik maken.

    C.  De Koesteeg vormt een directe verbinding van de Winterdijk naar het centrum van Sprang-Capelle en via de Dick Flemmingstraat naar het centrum van Kaatsheuvel. Dientengevolge wordt
          "het lint" (Van der Duinstraat, Raadhuisstraat en Heistraat) bevrijd van veel verkeer (zie B).
          Bovendien bevinden zich aan de Koesteeg geen woningen of bedrijven. Wanneer de Koesteeg er niet zou zijn, zou men die weg
          moeten aanleggen!

    D.  Er wordt o.i. een overdreven waarde gehecht aan een te creëren aanééngesloten natuurgebied van
          160 ha. Overal in Nederland (bijv. de Veluwe, Limburg, de Holterberg, de Achterhoek, enz. enz. worden natuurgebieden in talrijke mate doorsneden door verkeerswegen. Nergens is gebleken, dat
          zulks overwegende bezwaren meebrengt en natuurlijk is het dan mogelijk maatregelen te treffen om aan eventuele overwegende bezwaren tegemoet te komen. Daarbij komt nog dat van de 160 ha.  reeds 115 ha  aanééngesloten gebied vormen. Het mag toch niet zo zijn, dat uitsluitend natuurbelangen tellen en de reële belangen van          de burgers daarvoor moeten wijken. Door handhaving van de Koesteeg zullen die natuurbelangen géén overwegende schade ondervinden; door sluiting van de Koesteeg die van de burgerij van Sprang-Capelle wel.

    Burgemeester en Wethouders menen, dat opheffing van de Koesteeg als openbare weg bevorderlijk is voor de beoogde natuurontwikkeling ter plaatse. Wij menen, zoals vermeld onder D hierboven, dat de bevordering van de natuurontwikkeling op vele, vele andere en soortgelijke plaatsen elders in ons land aantoont, dat handhaving van de Koesteeg in ons gebied daaraan geen afbreuk zal doen.
    Burgemeester en Wethouders vermelden in hun brief van 7 april ll.  dat onttrekking van de Koesteeg aan het openbaar verkeer eerst zal plaatsvinden nadat zulks door andere verkeersmaatregelen en voorzieningen in de omgeving mogelijk zal zijn. "Er moet, zo schrijven zij, een alternatief voor het verkeer zijn, zonder dat dit in andere straten tot problemen leidt."
    Dat kan nog vele jaren duren. Uit een oogpunt van rechtszekerheid dient daarom eliminatie van de Koesteeg uit het bestemmingsplan, zo daarvan sprake zou kunnen zijn (hetgeen wij afwijzen), eerst dan te worden overwogen, wanneer die andere voorzieningen gerealiseerd zullen zijn. Eerst op dat moment kan een goede afweging plaatsvinden over het voortbestaan van de Koesteeg door het bestuur, dat alsdan voor die beslissing komt te staan. Tot dat ogenblik dient het voortbestaan van de Koesteeg in het bestemmingsplan verankerd te zijn en moet dat niet bijv. bij een eenvoudige verkeersmaatregel in feite teniet gedaan kunnen worden.
  3. Het Natuurgebied
    Het doet ons deugd, dat Burgemeester en Wethouders in hun brief van 7 april 1999 aangeven, dat bij de ontwikkeling van het natuurgebied ten noorden van het Halve Zolenpad nadrukkelijk gestreefd wordt naar het beeld van het slagenlandschap. Daarin past evenwel geen verhoging van het waterpeil met 0,5 m, zeker niet zolang er van landbouwkundig gebruik sprake is.
  4. Openbaar vervoer
    Wij vertrouwen, dat er steeds, zoals Burgemeester en Wethouders toezeggen, een buslijn door "het lint" zal lopen, zodat alle bestaande kernen aangesloten blijven op het openbaar vervoer. Dit mag ook niet door "verkeersdrempels" of een maximum snelheid van 30 km onmogelijk gemaakt worden. Daarom handhaven wij onze suggestie, vermeld onder 4 in onze reactie van 18 december 1998.
  5. Twijfels aan noodzaak voor nieuwbouw in "Landgoed Driessen". Voorshands geen nieuwbouw in "Landgoed Driessen".
    In onze reactie van 18 december 1998 haalden wij de persberichten aan, dat als gevolg van doorstroming van bestaande huishoudens in Sprang-Capelle, Waspik en Waalwijk naar "Landgoed Driessen", grote leegstand zou kunnen ontstaan in het woningbezit van de drie woningbouwstichtingen in Waalwijk (nieuw). Opvulling van binnenlocaties in Waalwijk (oud) zou reeds plaats bieden voor + 700 woningen.
    Het antwoord van Burgemeester en Wethouders d.d. 18 april 1999 heeft ons niet overtuigd, dat spoedige bouw in "Landgoed Driessen" zo dringend moet plaatsvinden.
    Mede daarom dient o.i. in "Landgoed Driessen" geen bebouwing plaats te vinden, zolang het bestemmingsplan "Landgoed Driessen" niet onherroepelijk is goedgekeurd.

Tot het indienen van deze bezwaren kregen wij opdracht van en zijn wij gemachtigd door de Algemene Ledenvergadering van onze vereniging op 19 april 1999.

Met gevoelens van hoogachting,

HET BESTUUR,

De secretaris,                                                       De voorzitter,

(W. Knoop)                                                         (M. van Prooijen)