DE POLDERS EN WATERSCHAPPEN IN ONZE REGIO, VROEGER EN NU

NU: WATERSCHAP "DE DONGESTROOM"

Met dit waterschap hebben de inwoners van Alphen en Riel, Baarle-Nassau, Besoyen, Dongen, Geertruidenberg, Goirle, Gilze en Rijen, 's Gravenmoer, Kaatsheuvel en omgeving, Loon op Zand, Oosterhout, Raamsdonk, Raamsdonksveer, Sprang-Capelle, Tilburg, Waalwijk en Waspik sedert 1976 te maken.

Het waterschap is in 1976 opgericht door de samenvoeging van de voormalige waterschappen "Het Zuiderafwateringskanaal, De Donge" en de Binnenpolder van Waalwijk. Om duidelijk te zijn: het omvat het gebied van het Oude Maasje en het stroomgebied van de rivier
De Donge.

De oppervlakte van het waterschap bedraagt 31300 ha.
Het Oude Maasje en het Zuiderafwateringskanaal
In het noordelijk gedeelte van het waterschap liggen het Oude Maasje en het Zuiderafwateringskanaal.

Het Oude Maasje, inclusief het gedeelte, dat het Zuiderafwateringskanaal wordt genoemd, loopt vanaf de Waalwijkse haven, westwaarts naar de monding van de Bergse Maas bij de brug van Keizersveer. Het Zuiderafwateringskanaal begint bij de Winterdijk, ongeveer nabij de grensscheiding tussen Waalwijk en Sprang-Capelle, loopt zo westwaarts door Sprang-Capelle, Waspik en noordelijk Raamsdonk naar het gemaal bij Keizersveer. Daar wordt het overtollige water op het Oude Maasje geloosd, via een gemaal.
Het Zuiderafwateringskanaal kan, zonodig, op een viertal plaatsen via waterlopen en duikers in de Winterdijk, de Waspiksedijk en 't Vaartje tussen de grens Sprang-Capelle/Waalwijk en Waspik, water lozen op de buitenpolders naar het Oude Maasje.

De rivier De Donge

Door het hart van het waterschap stroomt de 46 km lange rivier De Donge. Deze begint bij de samenvloeiing van enkele beekjes onder de gemeente Baarle-Nassau en heet daar de Leij. De rivier vervolgt haar loop verder onder de naam de Donge via Riel naar Dongewijk en loost d.m.v. een aflaatkunstwerk op het Wilhelminakanaal; het noordelijk gedeelte van de Donge gaat vanaf het aflaatkunstwerk in westelijke richting en stroomt onder het Wilhelminakanaal door. Zij stroomt door het dorp Dongen en kronkelt tussen 's Gravenmoer en Oosterhout richting Raamsdonk, waarna zij via het Koppelkanaal naar het Zuiderafwateringskanaal afvoert en d.m.v. bemaling door het gemaal Keizersveer uitgeslagen. In haar loop neemt de Donge verschillende zijstroompjes op, waaronder de Landscheiding, de Grote-, de Kleine- en de Hultense Ley, de Blauwsloot, de Schorstraatse Ley, de 's Gravenmoerse Vaart, de Onhelsloot en het Kromgat. De Donge is geen getijdenrivier. Zij is ter hoogte van Raamsdonksveer met een dam afgesloten. Honderd jaar geleden waren er in Brabant meer dan 250 waterschappen. Dit is meer dan nu in heel Nederland. In 1940 waren er ongeveer 200 en nu zijn er minder dan 40 waterschappen en hoogheemraden in Noord-Brabant. Voor wat betreft het gebied van het Oude Maasje en het stroomgebied van de rivier de Donge is de concentratie van waterschappen vooral na 1939 versneld op gang gekomen. Het provinciaal bestuur in Noord-Brabant besloot hiertoe om een tweetal redenen: een groot waterschap kan meer bestuurskracht opbrengen dan een klein waterschap en het kan (vooral technisch) beter inspelen op het toenemend aantal waterstaatkundige problemen. Vooral de watersnoodramp van 1 februari 1953 heeft het proces van de fusering van waterschappen in bijzondere versterkt. De kleine waterschappen bleken niet over mankracht of materieel te beschikken om bij een ramp op deze schaal te kunnen optreden en hulp te verlenen. Dat bleek overal in het rampgebied het geval te zijn. Daarom kwam de leiding van de hulpverlening in alle getroffen gemeenten terecht bij de burgemeester. Het was dan ook volkomen juist en noodzakelijk om na de watersnood in 1953 met spoed maatregelen te treffen tot reorganisatie en concentratie van de waterschappen opdat deze, beter bemand en beter geëquipeerd, aan eventuele watersnoodrampen in de toekomst het hoofd zouden kunnen bieden. Daarnaast zijn door de uitvoering van ruilverkavelingen en plannen tot watervrijmaking grotere waterstaatkundige eenheden ontstaan. Wanneer er in het ene gebied waterschapswerken worden uitgevoerd, is dit vaak - zoals hierboven reeds is opgemerkt - van invloed op de afwatering van een ander gebied.
Voor het gebied van waterschap De Dongestroom geldt dat we te maken hebben met een hoog- en een laaggelegen gebied. De afwatering in het hoger gelegen gebied hangt nauw samen met de hoeveelheid water in het lage gebied. Zo stroomt de rivier De Donge van zuid naar noord met een verschil in terreinhoogte van bijna 28 meter. Zie het overzicht op de volgende pagina. Zonder een daarop ingesteld systeem van sluizen, gemalen en duikers, die het overtollige water afvoeren, zouden bij sterke regenval er al snel overstromingen ontstaan in de lager gelegen gebieden. Op pagina 74 is een kaartje van het Waterschap "De Dongestroom" opgenomen. De oudste vroegere polders, die in dat Waterschap zijn opgenomen, liggen in het noorden van het Waterschap en dat is niet verwonderlijk. Deze gronden zijn veel lager gelegen en de waterstaatkundige toestand in het gebied van het Oude Maasje en het voormalige waterschap De Beneden Donge is van oudsher zeer slecht geweest. Bij stormvloeden liepen de polders geheel of gedeeltelijk onder water en als gevolg van gestremde lozing trad er dan ook nog wateroverlast op vanuit de hoger gelegen gebieden. Vanaf overoude tijden maakte het gebied van het Oude Maasje al deel uit van de lage landen, waar de getijden door de zeegaten en de rivieren tweemaal per dag het vloedwater opstuwden en dit door de ebstroom weer werd afgevoerd naar de zee. Bij (noord-) westerstormen werd het water dan tot grote hoogte opgevoerd.

De uitwerking van die stormvloeden op de menselijke samenleving is steeds zeer groot geweest. Zij hebben steeds talrijke slachtoffers geëist en veel schade aangericht. Veel leed en veel verwoestingen hebben zij in de loop der tijden meegebracht. De geschiedenis van ons land kent een lange reeks van zulke rampen, nadat in de 11e tot de 13e eeuw de bescherming tegen het zeewater en tegen het rivierwater door een samenhangend stelsel van bedijkingen tot stand was gekomen.
Berucht is de stormvloed van 17/18 november 1421, beter bekend als de Sint Elisabethsvloed. Hierdoor werd in één slag een einde gemaakt aan het enorme waterschapsgebied van de Grote- of Zuidhollandse Waard. Onder druk van de Graaf van Holland ontstond een polder zo groot als de huidige Alblasserwaard, + 50.000 ha. De Langstraat met de plaatsen Geertruidenberg, Raamsdonk, Waspik, Capelle, Sprang, Besoyen, Waalwijk, Drunen en Vlijmen, lag binnen de Groote Waard. Ongeveer door het midden van die Waard liep de rivier de Maas. |In 1421 was de Zuidhollandse Waard één van de grootste en vruchtbaarste polders in het toenmalige Holland. Het poldergebied werd bestuurd door een hoogheemraadschap en viel onder het gezag van de graven van Holland. Als gevolg van de enorme stormvloed begaf de dijk van de Grote Waard het bij Brouck (ten zuiden van Strijen) en Wieldrecht, waardoor het water binnen stroomde en 72 dorpen door de golven werden verslonden. Duizenden mensen en veel vee verdronken, 43.000 ha land verdween in de golven. Naast de enorme stormvloed waren politieke tegenstellingen mede oorzaak van de ramp, met name de politieke twisten tussen de Hoeken en de Kabeljauwen. In de strijd om de macht tussen Jacoba van Beieren en haar oom Jan van Beieren is het onderhoud van de dijken van de Zuidhollandse Waard door geldgebrek flink verwaarloosd. De Grote Waard is nimmer hersteld. De Biesbosch ontstond. Ook grote gedeelten van Raamsdonk, Waspik en Capelle, die met de andere Langstraatse dorpen in de Grote Waard lagen, werden verzwolgen. De dijk van Geertruidenberg naar Besoyen werd weggespoeld. De kerken van Waspik en Capelle verdwenen in de golven Een nieuwe waterkerende dijk met straatweg van Geertruidenberg naar Besoyen, de dijk, die er nu nog ligt, werd eerst in de jaren 1442-1450 op bevel van Dordrecht aangeleg Langs deze Winterdijk ontstond een langgerekte bebouwing die bekend werd onder de naam "De Langstraat". De polders, die in dit gebied ontstonden, noemde men de "Langstraatpolders". Ook de laaggelegen Dongelanden werden in de loop der eeuwen stukje bij beetje omkaad of bedijkt en weer bewoond. De slechte waterstaatkundige toestand in het gebied van het Oude Maasje en De Beneden Donge bleef echter tot in de 20e eeuw grote problemen opleveren.

Wat was namelijk het geval?

Dit gebied bleef onder invloed van de getijbeweging op zee en van de oppervlaktewaterafvoer van de Rijn en de Maas. De buitenpolders in het beneden-Dongegebied en in het gebied van het Oude Maasje fungeerden als bergboezem. In dit gebied dienden de waterkeringen (kaden) lager te worden gehouden (max. 2,50 m + N.A.P.) dan elders in het rivierengebied, wat tot gevolg had dat er iedere winter opnieuw dijkdoorbraken en overstromingen plaatsvonden. Bij zo'n teveel aan water in de Langstraatse buitenpolders kon het overtollige water in de binnenpolders niet worden geloosd, zodat ook het land achter de dijken onder water kwam te staan.
Bovendien werden na de St. Elisabethsvloed onze Langstraatse dorpen en polders nog zeer vele malen door watersnoden en dijkdoorbraken geteisterd
Die laatste grote watersnood was de ramp van 1 februari 1953 die zich voornamelijk in het zuidwesten van ons land, in Zeeland, op de Zuidhollandse eilanden en in het westelijk deel van Noord-Brabant voltrok. Sprang-Capelle was de meest oostelijk gelegen gemeente in de Langstraat, die door deze watersnoodramp werd getroffen. Het gevolg van deze enorme ramp was dat door de Regering een gigantisch plan, het Deltaplan, werd opgesteld en uitgevoerd, waarbij de zeegaten vanaf de Brielse Maas t/m de Oosterschelde werden afgesloten om dit deel van ons land tegen volgende watersnoodrampen te beschermen. Aan de werking der getijden kwam hierdoor in onze streken practisch een einde en daarmede ook aan de overstroming van de buitenpolders. Het verschil in waterhoogte tussen eb en vloed werd teruggebracht tot + 30 cm. Immers via de Nieuwe Waterweg komt het zeewater, de vloedstroom, nog binnen.

Eerst na de afsluiting van het Haringvliet in 1970 als onderdeel van de Deltawerken, kon eindelijk begonnen worden met de uitvoering van de zogeheten watervrijmaking van het gebied van de beneden-Donge en het Oude Maasje. Deze plannen werden tegelijkertijd uitgevoerd met de ruilverkaveling "Zuiderafwateringskanaal- Beneden Donge". Het hoger gelegen zuidelijk gebied heeft na uitgebreide verbeteringswerkzaamheden en enkele ruilverkavelingen een eigentijdse infrastructuur gekregen. Uiteindelijk moesten al deze waterstaatkundige werken een eind maken aan vijf en een halve eeuw overstromingen en wateroverlast. In die eeuwen heeft de mens de strijd met het water aangebonden, zijn waterschappen gekomen en gegaan en zijn er kaden en dijken aangelegd, sluizen en gemalen gebouwd en afvoerkanalen gegraven. De zorg om droge voeten en bouwgrond was in al die tijd alleen maar groter geworden. Thans zijn er landbouw- en vee-
bedrijven in de buitenpolders.