Ter inleiding

De Sprangse kerk was, voordat deze in 1610 officieel in protestantse handen kwam, een Rooms Katholieke kerk. Hoe de mis er inhoudelijk uit zag, en welke plaats het zingen daarin had is niet bekend.
Of er in deze tijd een orgel in de kerk stond is eveneens niet terug te vinden in de archieven. Van andere Rooms Katholieke kerken in Nederland is wel bekend dat zij reeds in de tweede helft van de 15e eeuw een orgel hadden. (Het gaat dan om de kerken in grotere steden). Toen na de Reformatie de nieuwe godsdienst in Sprang een plaats kreeg was er in de protestantse kerken een verschil van mening over de vraag of het orgel wel of niet thuis hoorde in de kerken?
Van de reformator Calvijn was bekend dat hij geen voorstander was van het orgelspel om de eredienst te begeleiden, maar hij had er geen bezwaar tegen als voor aanvang of na afloop van de dienst orgelspel ten gehore werd gebracht.
In een actaboek van de Synode van Dordrecht van 1578 werd geadviseerd geen orgel te gebruiken tijdens de dienst maar ook niet voor en na de dienst, want dat kon weer problemen geven bij het verzamelen van de aalmoezen aan de deuren bij het uitgaan van de kerk.
Er was zelfs een predikant in de 17e eeuw die van mening was dat het orgelspel tegemoet kwam aan het verlangen van “vleeschelijke dartele menschen, die haar geheel hart meer hangt aan ’t geluid van de muziek van ‘t orgel, dan aan ‘t gebed dat in ‘t singen van den psalm werd gedaan.”

brugd2004 05Zo werden tegen het gebruik van het orgel tijdens de eredienst zowel principiële als praktische bezwaren ingebracht.
Toch kwam er een doorbraak ten gunste van het orgel om de samenzang van de psalmen te begeleiden.
Juist bij de invoering van de nieuwe psalmberijming in 1773 werd, door de kerkelijke overheid het a capella zingen, verdreven door begeleiding met het orgel. Voor Sprang zou dit echter nog tot 1807 duren.A capella zingen
In de periode tussen 1610 en 1807 staat er geen orgel in de Sprangse kerk en wordt er a capella (zonder instrumentale begeleiding) gezongen onder leiding van een voorzanger. Het is de koster die naast doodgraver en voorlezer tevens de functie van voorzanger heeft. Voor de laatste twee functies heeft hij zijn plaats in de dooptuin1. Vroeger stond op het hek van de dooptuin dan ook een lesenaar voor dit doel.

Een reglement voor de koster uit 1819 geeft weer wat de taken voor de voorlezer en voorzanger, met betrekking tot voorlezen en voorzingen waren. Deze taken waren de volgende:
Art. 14.
Den voorlezer zal gehouden zijn zoo dikwijls als er godsdienst plaats heeft, het door de predikant op te geven Kapittel voor te lezen en Psalm of Gezang voor te zingen.
Art. 15
Hij zal daags voor den Godsdienst den Predikant doen informeren, wat er bij het uitoefenen van den Godsdienst zal moeten voorgelezen en gezongen worden.
Terwijl (vanaf 1807) het orgel gebruikt wordt bij de begeleiding van de gemeentezang, blijft de functie van voorzanger nog erg lang gehandhaafd. Dit is opmerkelijk omdat voor de zangbegeleiding volstaan kan worden met enkel het orgel. Er wordt in 1928/1929 voor het laatst melding gemaakt van een voorzanger.