Uit de vergadering van 10 november 1868 blijkt dat een aanvullende begroting in triplo wordt gemaakt naar aanleiding van de kosten van het aan te schaffen orgel. De ontvangst wordt verhoogd met f 1798.52 en komt dan op f.2482.00.
In de daarop volgende vergadering van 21 november 1868 wordt de gever bedankt voor de zo aanzienlijke gift.
Later zal blijken dat president kerkvoogd Cornelis van Os de schenker is. Op de orgelbalustrade werd de schenking vervolgens vermeld (geverfd). Helaas is dit verdwenen bij de restauratie van de kerk na de WO II.
Verder wordt tijdens deze vergadering besloten aan het “Provinciaal Collegie van Toezigt op de Kerkelijke administratie der Hervormden” toestemming te vragen, om het oude, inmiddels afgebroken en uit elkaar genomen orgel te mogen verkopen voor een zo voordelig mogelijk bedrag.
Voor de vergadering van 1 december 1868 heeft men dhr. Dorrenboom (uit Dordrecht) uitgenodigd om verslag te komen doen van de stand van zaken. De werkzaamheden aan het orgel zijn verricht door orgelmaker P. Beversluis en hebben de goedkeuring gekregen van de Dordtse deskundige. Er is echter een probleem met de frontpijpen7. Van het oude front zijn verschillende pijpen reeds zwak en herstelling hiervan zal de nodige kosten met zich mee brengen. Dorrenboom doet daarom het voorstel om de frontpijpen te laten vervangen door een geheel nieuw, te laten maken, front. De deskundige heeft hierover inmiddels met een andere deskundige gesproken. Deze heeft hetzelfde oordeel ten aanzien van de frontpijpen: vervangen.
Dorrenboom oordeelt dat de kosten hiervan zo’n f 270.- tot f 280.- zullen bedragen. Verder is hij van mening dat men als het ware geen oud, maar een geheel nieuw orgel zal hebben aangeschaft, wat volledig is afgewerkt en daardoor de dubbele waarde zal hebben van het aankoopbedrag. De deskundige merkt tenslotte nog op dat het hem een eer zou zijn als hij, door tussenkomst van zijn onderhandelingen, een goed orgel kon laten plaatsen.Besloten wordt, dat men na zal gaan wat de kosten zullen zijn van het vergroten van het oxaal en van de schilderwerkzaamheden, zodat daarna beslist kan worden of men al dan niet een nieuw front laat maken.
De kosten met betrekking tot het schilderen en het oxaal worden begroot op ruim f 600.- Besloten wordt om nieuwe frontpijpen voor het orgel te laten maken.
Het oxaal wordt vergroot, het orgel geplaatst……en dan, in april 1869, ligt het werk stil. Wat er gebeurd is komen we in de archieven niet tegen, maar het blijkt dat Beversluis geen werk meer maakt van de afwerking van het orgel.
Door tussenkomst van een deurwaardersexploot laat de kerkvoogdij hem dan weten dat van hem verwacht wordt dat hij zijn werk af komt maken. Daar komt echter geen reactie op en men besluit J. Dorrenboom te Dordrecht te schrijven en hem te vragen of hun wijze van handelen misschien niet goed is geweest. Tevens wordt in deze brief gevraagd om orgelmaker van den Haspel uit Rotterdam (leverancier van de frontpijpen) opdracht te geven het werk af te maken in geval Beversluis de werkzaamheden niet wil hervatten.
Op 13 mei 1869 komen twee kisten frontpijpen met de stoomboot De Dolfijn aan in Waalwijk aan. Voor dit transport van Rotterdam naar Waalwijk werd f 8.25 betaald aan de directie van deze stoomboot.
Van den Haspel heeft inmiddels de opdracht gekregen om de werkzaamheden aan het orgel af te maken. En dan, na een jaar zonder orgel gezongen te hebben, wordt het orgel op 26 september 1869 in gebruik genomen.
NB. Hoewel er in de notulen, rekeningen en losse quitanties meerdere malen wordt gesproken over de frontpijpen van Van den Haspel, is na overleg met een deskundige (welke het orgel in onderhoud heeft) gebleken dat de huidige pijpen van het front oude (loden) pijpen zijn. Het is zelfs mogelijk dat de pijpen door Houben vervaardigd zijn.
Volgens de deskundige gebeurt het, in het algemeen, vaker dat in de archieven gesproken wordt over wijzigingen aan een orgel, terwijl uit de huidige situatie van het instrument blijkt dat de wijziging nooit is doorgevoerd.
Gezien het aantal vermeldingen in het archief, waaronder een aantal betalingen, willen we toch de voorzichtige conclusie trekken dat de frontpijpen op welke wijze dan ook “in handen zijn geweest” van Van den Haspel. Of het de originele pijpen van Houben zijn of dat Van den Haspel andere oude pijpen heeft gebruikt of anderszins… we weten het niet. Wellicht dat een toekomstige restauratie van het orgel en meer archiefgegevens kunnen vertellen wat de herkomst is van de frontpijpen.
In de tussentijd is er nog een vergadering geweest, namelijk op 15 september 1869. In deze vergadering wordt het voorstel van de orgelmaker besproken, waarin hij aangeeft het oude orgel voor f 150.- over te willen nemen om het vervolgens op te knappen en het voor een groter bedrag te kunnen verkopen waarna door de kerk te Sprang in de winst gedeeld kan worden. Na enig overleg besluit men hiermee in te stemmen.
Hierna wordt door notabel J. Craaijo opgemerkt dat de notabelen wel betrokken worden bij de verkoop van het oude orgel, terwijl ze niet geraadpleegd werden bij de aanschaf van het nieuwe orgel. De reactie van voorzitter C. van Os is daarop, dat de notabelen op de hoogte waren en goedgevonden hadden dat er een nieuw orgel aangekocht zou worden. Omdat hij het geld hiervoor geschonken had en het orgel dus feitelijk een schenking was, was hij van mening dat daar geen toestemming van de notabelen voor nodig was geweest.

Een reglement voor organist en orgeltrapper

Ten slotte wordt na alle inspanningen rondom de aanschaf van dit ‘nieuwe’ orgel nog een reglement opgesteld.Reglement waarnaar de Organist en deszelfs
knecht de Orgeltrapper zich zullen hebben te gedragen
Kerkvoogden en Notabelen der Hervormde Gemeente te Sprang gelet hebbende op art. 51 van het reglement op ’t beheer der Kerkelijke Goederen en fondsen dier Gemeente bepalen voor de Organist en den Orgeltrapper de volgende instructen:Artikel 1. Organist en Orgeltrapper worden benoemd door Kerkvoogden en Notabelen. Hunne benoeming is tot wederopzeggings toe.
Artikel 2. Zij kunnen ten alle tijden kunnen worden ontslagen door Kerkvoogden en Notabelen en zijn bevoegd ten alle tijden hun ontslag te nemen.
Artikel 3. Zij zorgen bij de godsdienstoefeningen vroegtijdig genoeg op hunnen post te zijn en alle diensten te doen, welke door hen behooren verricht te worden.
Artikel 4. In het bespelen van het orgel gaan zij met de grootste om-
zichtigheid te werk en zorgen vooral dat er niets van het Orgel beschadigd wordt.
Artikel 5. Het is ten strengste verboden zonder schriftelijke toestemming van den President-Kerkvoogd iemand op het orgel toe te laten.
Artikel 6. Bij ziekte of ontstentenis van den Organist wordt hiervan tijdig kennis gegeven aan den President-Kerkvoogd.
Artikel 7. Hetzelfde geschied bij ziekte van den Orgeltrapper.
Artikel 8. Kerkvoogden en Notabelen behouden zich voor in dit reglement alle verandering te maken, welke zij dienstig achten.De President Kerkvoogd
van VuurenDe Secretaris kerkvoogd
P. Brinissen van SantenSprang, 23 October 1869

Nog meer organisten.

De eerder genoemde J. Timmermans blijft organist tot 1891 waarna zijn functie wordt overgenomen door dhr Van Santen. Deze is echter maar 9 jaar organist. Organist R.J. Timmermans neemt het in 1900 van hem over. Hoewel Roel Timmermans op papier organist is en hiervoor betaald krijgt, komt het meer dan een enkele keer voor dat zijn zoon Dammes Timmermans de diensten in Sprang begeleidt. In het boekje “Een wandeling door oud Sprang-Capelle” staat op pagina 77 een foto van organist R.J. Timmermans.
En toen was het stil…

De vergadering van 1 april 1926 is niet bepaald een grap: Het orgel doet het niet meer.Letterlijk staat er: “Zoals iedereen weet, is het orgel in onze kerk defect en niet meer in staat om eenig geluid te geven.” De vergadering is belegd om te overleggen wat er met het orgel gedaan moet worden. Geoordeeld wordt, dat wanneer zij met orgelreparateur en orgelstemmer dhr Van den Dungen zaken blijven doen, ze een slecht instrument zullen houden, terwijl er de meeste tijd waarschijnlijk geen orgelspel zal zijn.
Besloten wordt de orgelfabrikanten A.S.J. Dekker uit Goes en A. Standaarts uit Schiedam uit te nodigen om op te komen nemen wat er aan het orgel gedaan moet worden en wat de kosten daarvan zullen gaan bedragen, zodat men in ieder geval een tijd af is van reparaties.
Beide orgelbouwers komen naar Sprang en maken een nauwkeurige uiteenzetting van de reparatiekosten. Tevens geven ze beiden een “schoone” omschrijving van het orgel. Daar A. Standaarts uit Schiedam de goedkoopste is met een bedrag van f 1235.-, wordt hem opdracht gegeven het orgel te repareren voor het door hem genoemde bedrag. Omdat we verder niets meer van de zaak ‘horen’ kunnen we er van uitgaan dat het orgel goed gerepareerd is en verder zijn dienst doet.
brugd2004 11Nogmaals organisten
Op 11 Juli 1930 deelt de voorzitter tijdens de vergadering mee dat organist R.J. Timmermans zijn ontslag heeft gevraagd en dat een sollicitant zich reeds heeft opgegeven. Het betreft dhr. R. van der Hammen uit Besoijen.Van der Hammen moet op zondag 13 juli proef spelen, maar wordt uiteindelijk niet benoemd omdat er aan de zijde van de Notabelen meerdere opmerkingen over zijn levenswijze waren binnen gekomen. Besloten wordt een zekere heer M. Rijken te benaderen voor de vacature. Mocht deze geen interesse hebben zal een advertentie worden geplaatst.
Dhr Rijken bedankt en men benadert mej. Marie v.d. Schans uit de Vrijhoeve. Deze mej. Van der Schans wil de benoeming aanvaarden wanneer het salaris op f 100.- wordt gebracht. Hiertoe wordt besloten en mej. Van der Schans wordt aangenomen.
Nog geen vier jaar is ze organist of ze vraagt haar ontslag aan. Er bieden zich daarna zes sollicitanten aan. De mogelijkheid om ze op proef te laten spelen laat men varen omdat een der sollicitanten het diploma kerkorgelmuziek heeft en dus waarschijnlijk de beste zou zijn. Opmerkelijk is dat men drie mensen van de lijst haalt, waaronder de persoon met het diploma. De drie overgebleven personen krijgen opdracht ieder een maand lang de diensten te begeleiden, waarna stemming zal plaats vinden over de te benoemen organist. Deze drie personen zijn mej. E. van der Schans, P. Bogers en C. van Zelst.
Benoemd wordt Dhr. C. van Zelst. Het bewijs van aanstelling bevindt zich nog in het archief. (zie afbeelding hierboven)
Dhr. Van Zelst is vervolgens 50 jaar organist. Vanwege ziekte had van Zelst een vaste invaller, nl. J. Geenen.
De opmerking van Van Zelst naar aanleiding van zijn jubileum was dan ook de volgende: “Ik ben dan wel vijftig jaar organist geweest maar ik heb geen vijftig jaar gespeeld.”
Op 18 september 1984 bedankt hij, in verband met gezondheidsredenen, voor zijn functie als organist. Van Zelst begeleidde alle diensten zelf. Vanaf 1984 wordt er een tweede organist aangesteld, wat betekende dat er, in genoemd jaar, dus twee nieuwe organisten benoemd moesten worden. Deze twee nieuwe organisten waren Dhr. J. Elshout en Dhr Olie. Beiden worden benoemd op 15 oktober 1984.Dhr Olie bedankt al na drie maanden voor zijn functie. In zijn plaats wordt op 17 februari 1985. dhr. H. v.d. Schans als organist aangesteld. Hij was op dat moment al menige jaren registrant geweest bij C. van Zelst, en bespeelde zelf ook al regelmatig het Sprangse orgel. Organist Van Elshout bedankt in oktober 1987, waarna Dhr D. Dekkers wordt aangesteld als organist. Beide heren Dekkers en van der Schans zijn op dit moment nog organist van de Sprangse kerk.De restauratie van het orgel na de tweede wereldoorlogDe plaats van het orgel is in de meeste kerken op een galerij tegen de torenwand. Het Sprangse orgel is hierop geen uitzondering. Toch heeft het orgel lange tijd een andere plaats gehad. De orgelgalerij bevond zich nl. tot de restauratie van de jaren 1952-1956 in de derde travee vanaf de toren gezien. Door de plaatsing van het houten schot achter het orgel stond het orgel dus achterin de ruimte voor de eredienst en tegelijkertijd bijna halverwege het eigenlijke kerkgebouw. In verband met de restauratiewerkzaamheden van het gebouw werd het orgel (al) in 1953 gedemonteerd en opgeslagen. Op 16 Maart 1956 krijgt Fa Flentrop opdracht om het orgel te restaureren.
De Nederlandse Klokken- en Orgelraad (N.K.O.) wordt gevraagd definitief advies te geven en toezicht te houden op de restauratie. Het bestek van de N.K.O. (gemaakt in overleg met Flentrop) is van 2 october 1956.
Het zou een te technisch verhaal worden wanneer het volledige bestek in dit artikel besproken zou worden. Het volledige bestek is voor de geïnteresseerden als bijlage afgedrukt.Toch is het de moeite waard om enkele aspecten van de restauratie te laten passeren.Twee nieuwe vulstemmen
Bij inspectie van de bij Flentrop opgeslagen onderdelen van het orgel, blijkt dat het hoofdwerk in het verleden een vulstem heeft gehad en dat op de plaats van de Prestant 8’ van het borstwerk eveneens een vulstem heeft gestaan. De vulstem op het borstwerk was een mixtuur die in 1803/1804 vervangen werd door een prestant 8’. De vulstem op het hoofdwerk was een in 1730 geplaatste Cymbel.. Bij de restauratie wordt op het borstwerk een Mixtuur III geplaatst, terwijl het hoofdwerk uitgebreid wordt met een Scherp III-IVEen vrij pedaal
Het orgel had tot de restauratie een aangehangen pedaal. Bij de restauratie kreeg het orgel een vrij pedaal met zeven registers in een nieuwe kas achter de hoofdwerkkas. Het pijpwerk van het pedaal is nieuw, met uitzondering van een deel van de ruispijp. Hierin zijn de pijpen verwerkt van de prestant 8’ van het borstwerk welke plaats heeft gemaakt voor de nieuwe Mixtuur III.De beelden verwijderd
De Nederlandse Klokken- en Orgelraad oordeelt dat de gipsen beelden op het orgel verwijderd dienen te worden, wat dan ook gebeurt.
De beelden stelden geloof, hoop en liefde voor, en waren mogelijk afkomstig van het in 1834 door E van Gelder geleverde orgel. De beelden zouden dan in 1869 op het huidige orgel zijn geplaatst. Een nieuwe kleur en een nieuwe plaats
Het orgel is meerdere malen overgeschilderd. Bij de restauratie krijgt het orgel zijn huidige kleur en wordt geplaatst op de nieuwe orgelgalerij tegen de torenwand.
Eerste keuring van het orgel geschiedde op 12 juni 1958 door de Nederlandse klokken- en orgelraad en werd uitgevoerd door de leden Bouman, Vente en Meyster. De na-keuringen geschiedden op 22 augustus en 30 augustus 1958 door Mr Bouman.
Het orgel wordt in gebruik genomen tijdens een bijzondere kerkdienst op 23 juli 1958. Tijdens deze dienst wordt een orgelconcert gegeven door de Rotterdamse organist Piet van den Kerkhoff.
De orde van deze dienst is terug te vinden in het boekje “Plechtige ingebruikname van het gerestaureerde kerkgebouw der Ned. Hervormde gemeente te Sprang op woensdag, 16 januari 1957, des namiddags 7 uur.”

brugd2004 12Verklarende woordenlijst
1. Dooptuin: de ruimte om de kansel (vaak afgesloten met een sierhekwerk), waarbinnen de doopplechtigheid plaats vindt.
2. Kabinetorgel: een op een kabinet lijkend huisorgel
3. Knecht van de organist: bedoeld wordt hier de orgeltrapper. Doormiddel van het balgentreden werd orgelwind verkregen. Dit was de taak van de orgeltrapper.
4. Hoofdwerk: Een orgel bestaat uit een of meer werken.en werk is een bij elkaar horende groep registers. De naam van een werk geeft aan waar het werk zich in het orgel bevindt Andere voorbeelden van werken zijn (we willen ons hierbij beperken tot het Sprangse orgel):
5. Rugwerk: Dit werk bevindt zich in een afzonderlijke kast achter (de rug) van de organist.
6. Borstwerk: Dit werk bevindt zich onder in het orgel vaak ter weerszijden van de speeltafel.
7. Frontpijpen: de orgelpijpen die zich in het front (voorkant) van het orgel bevinden.

Bijlage 1 Bestek RestauratieW. v.d. Berg
2 october ‘56Bijlage: bestek Sprang namens de klokken en orgelraadHoekenburglaan 21
Voorburg.
Mijne Heren,Hierbij hebben wij het genoegen U ingesloten het bestek voor de restauratie van het orgel in de Ned.Hervormde kerk van Sprang – Capelle in 3 voud te doen toekomen.Vertrouwende U hiermede van dienst te zijn geweest
verblijven wij,Hoogachtend,W.v.d.Bergbijlage: bestek in 3 voud2 october ‘56
Nederlandse klokken en orgelraad