Met de totstandkoming van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden in 1813 en het aantreden van de soeverein vorst koning Willem I werd de eenheidsstaat een feit. Dat betekende dat beurtelings vanuit ‘s- Gravenhage en Brussel werd geregeerd en vele aangelegenheden die het plattelend betroffen bij Koninklijke Besluiten werden geregeld.
De tijd van herordening na de Napoleontische periode was hectisch, niet in het minst door de samenvoeging van de Noordelijke (Nederland) en Zuidelijke (België) Nederlanden.
Konden de stedelijke gebieden door de aanwezigheid van politie en militairen orde en veiligheid nog enigszins in een goede baan komen, voor de plattelands gemeenten was het zaak dit probleem op eigen wijze te regelen. Zo geschiedde.
In december 1827 stelde de raad van ‘s- Grevelduin- Capelle een reglement” betrekkelijk de nachtwachten” binnen zijn gemeente vast.
Het is opmerkelijk dat in dit reglement maatregelen ten aanzien van de openbare orde en veiligheid onder toezicht van burgemeester en assessoren aan de bevolking werd opgedragen om zelfstandig roof en diefstal te beteugelen.
Nauwkeurig en in detail werden in dit zestien artikelen tellend reglement taken en opdrachten van de nachtwakers aangegeven.
Enkele, de meest interessante, artikelen zijn in dit kader letterlijk aangehaald. Zo luidde artikel I:
Er zullen binnen de gemeente Capelle des winters van 15 November tot den 1e Maart of zoo veel vroeger en later als het gemeentebestuur zal vaststellen van ’s avonds 10 of 11, tot ’s morgens 3 of 4 uren gaan vier nachtwachten ieder van drie manspersonen inwoonder der gemeente boven achttien jaren en beneden de zestig jaren oud, vrij van lighaams gebreeken die hen tot den wachtdienst onbekwaam maaken, verdeeld als hierna bij art. 2 zal worden bepaald, en zulks bij beurten en na volg orde der huizen te ordonneren, welke wachtdoende personen ieder zullen moeten zijn voorzien van eenen goeden hooivork, riek of knuppel, recognoseerende in stilte, gends en weder zich met de klapwakers niet vereenigende maar dezelven steeds immer zoo veel doenlijk te gemoet komen.
Alhoewel als vorengemeld de wacht doende personen boven de 18 en beneden de 60 jaren moeten oud envrij van lighaamsgebreeken zijn, zal zulks met benemen de verpligting tot hrt stellen van een geschikt persoon op de wacht, van die huisgezinnen welke zoodanige manspersonen niet gevonden worden ten zij dezelve huisgezinnen onderstand uit eenig armenfonds genieten of buiten staat zijn het stellen van een man te kunnen bekostigen het welk ingeval van verschil zal staan ter beoordeeling van Burgemeester en Assessoren.Kennelijk sloegen gouwdieven bij nacht en ontij hun slag. Uit hoeveel manschappen, het totale contingent, die bij toerbeurt moesten aantreden, bestond werd niet duidelijk. ’s-Grevelduin- Capelle telde in die tijd rond 2000 inwoners waarvan iets meer dan de helft uit mannen bestond. Rekening houdend met de jeugd, de zestig plussers en bijzondere gevallen
moeten dat er circa 400 zijn geweest. Zij moesten ruim 100 nachten per jaar wacht kloppen.
De twee klapwakers, de veldwachter en het college van burgemeester en wethouders hadden ieder hun eigen taak en bevoegdheden.Artikel 2 luidde:
De gemeente zal ter zake van voorschreven nachtwachten verdeeld worden in vier afdeelingen: in ieder van dewelken de nachtwacht zal bestaan uit zooveel personen als bij art.: 1 is vermeld te weesen:
A Dorpsgehugt bevattende de zogenaamde kom of Hoofdgedeelte, het Stapeleind ende de huizen bij- of aan de vervallen schans,
B De Hooge vaart, Labbegat, Wolfnest, en het oostense gedeelte der Nieuwstraat tot en met de huizen van Magiel Mouthaan en het huisje van de armen, thans bewoond door Johannes Koenen ingesloten.
C Het overige gedeelte der Nieuwstraat waartoe zal behoren het huis aan het Westeinde, van den Zuidhollandschen Dijk,
D De Nieuwe Vaart, waartoe behoren de huizen in de zogenaamden Mestput, de Willem van Gentsvaart en de ZandschelVoor de nauwkeurige afbakening van de wijken werden zelfs namen van de bewoners van huizen genoemd.
Dat was nodig om in voorkomende gevallen de hoofdman te kunnen aanspreken. Elke nacht waren twaalf mannen, gewapend met hooivork, riek of knuppel, voor elke afdeling drie waaronder de hoofdman, in de weer. Bij hem berustte de leiding. Alvorens uit te trekken meldden de wachters zich stipt om 10 uur bij de hoofdman Was de hoofdman verhinderd dan voorzag hij met toestemming van de burgemeester in de vervanging. Hij zag er op toe dat alleen de “dienstplichtigen” in artikel I genoemd in dienst kwamen.
In artikel 10 werden de taak en bevoegdheden van de leden van het gemeentebestuur beschreven. Zij verplichtten zich op gezette tijden de wacht te inspecteren en bij niet in orde bevinding deze te calangeren (bekeuren).Artikel 11 bevatte een opsporingsbevoegdheid die voor onze tijd nauwelijks voorstelbaar is. We volgden de tekst:
De nachtwachten zullen niet vermogen Bedelaars, Landlopers, Vagebonden, Deserteurs of andere personen welke hun suspect voorkomen te laten passerenen vooral niet dezulken die met pakken en marsen beladen zijn, maar al deselven moeten aanhouden en arresteren, en brengen bij den Burgemeester of naast aangewezen Assessor, gelijk mede door de wacht zullen moeten worden gearresteerd en als voren overgebragt alle zoodanige personen welke zullen bevonden worden aan huizen schuuren of andere gebouwen te breeken of molesten te doen. Mitsgaders dezulken die op de straten, erven of andere plaatsen buiten gewoon rumoer maken, straatschenderij, baldadigheden of andere misdaden plegen of wanorde veroorzaken, en ingeval de wacht in het arresteren van zoodanige lieden resistentie mogten ondervinden zal dezelve den hulp van de naast bijwonende ingezetenen inroepen/ die gehouden zullen zijn dadelijk ter hulp toe te snellen en vervolgens de gearresteerden door de wacht of andere personen welke zulks niet zullen vermogen te weigeren en aldaar laten bewaken om den volgende morgen verhoord en ten hunnen aanzien gehandeld te worden als men vermeenen zal te behooren. De artikelen 12 en 13 waren vooral bestemd voor de nachtwachten. Zij hadden zich te houden aan de opdrachten en bij brand, zo nodig de burgemeester en brandweer te waarschuwen. Bij niet nakoming van hun taak kon op een straf worden gerekend die “ eenen geldboete van eenen guldenvijftig cents” bedroegen. Voor de hoofdlieden werd de straf op het dubbele bepaald.
Het reglement werd gezegeld en vastgesteld door burgemeester Middelkoop en leden van het gemeentebestuur op 10 december 1827 en ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten gezonden.
Dat de werking van dit reglement niet van korte duur zou zijn getuige het gemeenteverslag uit 1851 waarin vermeld werd “vier klapwakers en gedurende de wintermaanden even zovele nachtwachten bestaande uit een burgerhoofdman en twee manschappen die gedurende de nacht ieder in deszelfs wijk surveilleren”.
In de nachtelijke uren “zorgde” in die tijd alleen de lantaarn op de brug van de haven in de kom van de gemeente voor enige verlichting.
Diende de nachtwacht in 1827 nog om niet zijn werk te doen, in 1852 was daarvoor in de begroting f. 9,— uitgetrokken. Met de komst van de Brigade Marechaussee die in Waalwijk (Besoyen) was gestationeerd en waarvoor de gemeente een financiële bijdrage leverde werd het reglement buiten werking gesteld. Maar toch ! Anno 2006 zijn op bepaalde plaatsen in de gemeente Waalwijk bordjes bevestigd met het opschrift “Attentie. Buurtpreventie”.Geraadpleegde bronnen:
Gemeentearchief Waalwijk (GAW), arch. Gemeente Capelle, deliberatiën van den gemeenteraad.
GAW. Jaarverslag 1851, gemeentebestuur Capelle.