Inleiding

De jaren van de Reformatie waren woelig. We kennen allemaal de Zuidhollandsedijk als een stukje van de grens tussen het protestante Holland en het roomse Brabant. Wat er in het dorp Sprang op kerkelijk gebied gebeurde in de jaren 1600 - 1625 is bijzonder interessant en wordt hieronder beschreven door Pieter Brinissen van Santen. Van hem vond ik namelijk in het archief van onze vereniging een mij tot dan onbekend schriftje met 32 beschreven bladzijden over dat onderwerp. In de kantlijn van zijn opstel maakte hij aantekeningen, o.a, over de bronnen die toen voorhanden waren (die bronnen zijn nu vaak elders ondergebracht door b.v. het samenvoegen van archieven na gemeentelijke samenvoegingen). Die kanttekeningen heb ik in de tekt hieronder steeds tussen haakjes geplaatst. De vertaling van sommige woorden, die we nu niet meer gebruiken en niet altijd te begrijpen zijn, heb ik cursreftussen haakjes gezet. Verder is de tekst letterlijk weergegeven, daardoor is de tekst wel eens wat moeilijker te lezen. Maar daardoor is het wel een waar genoegen om door de ogen van Van Santen aan het begin van de twintigste eeuw in 1910 naar het begin van de zeventiende eeuw te kunnen kijken, een tijd waarin voor onze voorouders ook veel veranderde zoals u zult begrijpen na het lezen van onderstaand opstel.
Het is de redactie niet bekend hoe het schriftje met het opstel van deze Van Santen in ons bezit is gekomen, maar het blijkt toe te behoren aan het archief van de Sprangse kerk. Dus zullen we het weer aan hen overhandigen,Pieter Brinissen van Santen was Secretaris Kerkvoogd van de hervormde kerk in Sprang. H'rj was getrouwd met Johanna Hendrika Craa'rjo. Van beroep was h'rj schoolhoofd van de toen openbare school in Sprang. Die schoolstond op de plaas van het Bondsgeboury ervoor stond de woning van het schoolhoofd. Op de begraafplaats te Sprang is zijn grafsteen bewaard gebleven. In 1913 is de christelijke lagere school in Sprang begonnen, daardoor verloor de openbare school al snel haar bestaansrecht in Sprang. Een zoon van de schrijver is later gemeentesecretaris geworden van de Sprang.
Overigens, als u nog meer wilt lezen over de gebeurtenissen in deze streek rond die tijd, dan kan ik u het geweldige boek "Over leven buiten de Hollandse Tuin" van Han Verschure aanbevelen.

zie op internet Verschurenet

Een blik in het kerkelijk verleden van Sprang voor 300 jaren

In het onderstaand jaar 1910 zal het 100 jaar geleden zijndat Sprang tot Heruormde kerkgemeente werd verklaard.Ter herinnering aan dat feit is deze schets van het Kerkelijkverleden deze gemeente tussen dejaren 1600 en 7625 naar waarheid beschreven door mij ondergeteekende P Br Van Santen.


De inneming van Geertruidenberg in 1573, een der roemr'rjkstewapenfeiten van prins Maurits, was voor een gedeelte vanNoord-Brabant van groote betekenis. Daardoor toch werd nietalleen de oude vestingstad maar ook de gansche reeks vandorpen van daar tot Waalwijk toe voor de Zeven Provinciën gewonnen. De Roomsche religie leed daarmede in deze streek eenaanzienlijk verlies. In 't Gemeenebest toch was de Gereformeerde Kerk de heerschende en werden anderegodsdiensten alleen geduld. De politieke medeburgerschapen de openbare godsdienstoefening der Roomschgezindenbeschouwde men als onbestaanbaar met de eere Gods enmet de veiligheid der Republiek. Daarom vaardigden de Statenstrenge plakkaten uit tegen de Roomschen.
Korten tijd na de overgave van Geertruidenberg zonden de Staten aan Schout en Gerechten van elk der zes dorpen Raamsdonk, Waspik, Capelle, 's Gravenmoer; Besoijen en Sprang een schrijven, waar aan wij 't volgende ontleenen:Ende aangaande de religie zullen wij admitterend (admitterenis toelaten, toegevent vergunnen) ende handt houdend'oeffening he van de Gereformeerde Evanghelische Religie,doende sucheren (hier moet waarschijnlijk staan het woordsurcheren, dat apschorten betekenf) ende ophoudend'exercitie (excerceren is oefenen, bedienen, bezig houden) van alle andere religiën den Evangelie contrariërende(contrariëren is tegenstrijden, tegenstreven) sonder toe telaeten dat men op ijemandts gelooffofte consciëntie (gemoed,geweten) sal inquireren ( onderzoeken, navraag doen,onderuragen), ofte dat'rjemandts ter cause (daarom)van dien,enighe moeijenisse, in jurie (rechQ ofte letsel aen gedaen salworden. (Bronnen: In het Gemeentearchief van Besoijen enook in't archief van het kasteel van Loon op Zand).

Uit dit rondschrijven blijkt ons dat, hoewel de Staten vanHolland en West-Friesland zich volgaarne aanstondsbereidwillig betoonden mede te arbeiden aan de doonruerkingder reformatie in deze streek, zij daarin met grootegematigdheid en wijs beleid te werk gingen. Immers de Schouten en gerechten, zoowel als de ingezetenen dezer zesdorpen waren dest'rjds zoogoed als zeker allen den Roomschengodsdienst nog toegedaan, en uitgenomen hier end aar eenenkele zou dat nog lang zoo blijven. Zulks begrepen ook de Deputaten der Zuid-HollandscheSijnode. Op hun aandringen besloten zij op den Tden December 1604, dat "één Dienaer des GoddelijkeckenWoordts" in de Dorpen van de Langstraat, ter plaetse die desoirbaerst bevonden sal wesen, sal worden ghesteldt: mitsdat ghelet werde, dat h'rj van goede sauvegarde (beschermíng,beschutting, vrijgeleide) werde voorzien, opdat sijn persoonniet en kome in dangier (gevaar) (Bachiene "KerkelijkeGeographieJ.

Van dit besluit kwam niets. Wel werd de kerk van Sprangdoor of op last van Schout en Gerechten, welke daartoegedwongen werden, voor de uitoefening der Roomsche Religiegesloten en door hun secretaris Leempoel een inventarisopgemaakt van de Autaren (autaar is altaar) en de Cieraediëndezer kerk, maar hier bleef het b'rj. De ingezetenen, verhinderdvan in hun eigen kerkgebouw te bidden, gingen van toen af "ter misse" in de fabrijcke of moederkerk van Venloen, vanwelke eertijds de "Capelle op 't Spranghe" maar nu sinds 1464 de kerk van dit dorp, eene filiale (filialis is hulpkapel ofhulpkerk)was, die door een kapelaan bediend werd. (Schutjes"Bisdom van Den Bosch" "Kasteel van Loon op Zand').

Pastoors zijn hier nooit benoemd. Wel zou dit in 1562 geschiedzijn, toen bij "de finale separatie van de kercken van Venloenende Spranghe" over 't recht van approbatie (goedkeuringdoor de overheid) een geschil ontstond tusschen RemingiusVeltacker, deken te Tilburg en B. van Kessel, pastoor te Venloen, eenerzijds en dn heer van Venloen Robrecht Grevenbrouck anderzijds. Aan de moeitevolle en benardeomstandigheden, waarin de Roomsche religie daarna kwamte verkeeren moet 't denkelijk toegeschreven worden dat inde benoeming van een pastoor te Sprang niet werd voorzien.(De originele stukken, hierover handelende, berusten op 't kasteel van Loon op Zand. Ook kon men het toen niet eensworden over de verdeeling der tienden, uit de archieven derfamilie van der Duijn van Maasdam, eeuwenlang heeren van's Gravenmoer en Sprang).

Uit de oudste nog aanwezige en in't Kerkarchief van Sprangberustende rekening blijkt dat op last van de toenmaligedorpsautoriteit door secretaris Leempoel en Aeft Gelde in 1602vercoft werdt al het cooperwerck van 't St. Catharijne Autaervoor veeftig gulden; en dat de gilde van St. Barbara , die ookhaar eigen altaar in de kerk had, hare renten steeds in natura,tot behoeff van den dienst genoten, in een vast tarief vangeld omzette. Zoo moest vooftaan voor 1 kan olie 10 stuiver,voor 1 kan wijn 1H stuiver, voor 1 pond was 11 stuiver enz.betaald worden.

Deze twee posten op eene door den tijd half vergane enmoeilijk te ontcijferen kerkerekening spreken duidelijk tot onsdat hier in de eerste tien jaren na de verovering van Geeftruidenberg in't religieuze zoowel als in't politieke levenreeds eene groote verandering had plaats gehad.
De Reformatie begon wortel te schieten in't haft der bevolkingen, ofschoon verreweg de meerderheid't nog hield met deoude religie, toch waren er in Sprang reeds velen, die uitoprechte liefde de "Nieuwe Leere" hadden aangenomen. Daarom verzochten zij in LGAT bij dringend request aan 't bestuur der Zuid-Hollandsche Classis om andere order op devoorziening der kerkediensten in de dorpen desOverwaterschen ringe te willen stellen.
Onder de elf Classes, in die dagen tot de Zuid-HollandscheSijnode gerekend bekleedde de Classis van Dordrecht deneersten rang. Vandaar dat zij in de acte-stukken meestalgenoemd wordt de Classis van Zuid-Holland. Deze classis wastoen verdeeld in vijf ringen: de Dordrechtsche, dePapendrechtsche, de Zwijndrechtsche, de Strijensche en deOverwatersche Ring.
Met nog 8 dorpen behalve de 6 Langstraatsche behoordeSprang tot dien Ring.

(Op deze kaart(gedeelte)van Bastingius uit1658 ziet men al het dorp Sprang met de kerk weergegeven.)
02g01Op 't request van 1607 besloot het classikaal bestuur zijnuiterste best te doen die van Sprang "te wille te sijn". In eenbreedvoerig schrijven aan de Staten betoogden de Dordscheheeren dat het meer dan tijd was dat de kerken in Hollandgezuiverd wierden van alle "vestigiën (spoor; voetstap) uitden Pausdomme" en dat in alle Gemeijnten vand'Ovenruaterschen Ring predicanten zouden beroepen wordenom de kudden Christi te weijden met de su'rjvere leere desEvangelie (Archief der kerk van Sprang en der Classis vanDordrecht).
Maar ook nu bleef het bij woorden. Nog een drietal jarenmoesten verloopen eer er voor de Heruormden in deze streekeenige veranderingen ten goede kwamen, niet alleen oppapier, gelijktot dusver, maar in werkelijkheid. In 1610 werdendoor de Staten drie predikanten henvaaÉs gezonden om inde zes dorpen der Langstraat Gods woord te bedienen (Archiefder Classis van Dordrecht).

Corn. Hanekop werd predikant voor de gecombineerdegemeenten Sprang en Beso'rjen. Gosuinus Buijtendijk voor 'sGravenmoer en corn. Polletz of Pollets (in 1607 gekomen vanTer Aa) voor Capelle, Waspik en Raamsdonk. Deze twee eerstgenoemde waren hoogst waarschijnlijk bijhunne beroeping nog proponents (nog niet beroepenpredikant).Van den laatsten meen ikte weten dat hij aleenigedienstjaren had, en destijds predikant was van Uitwijk en Waardhuizen.
Formeel geheel op dezelfde wijze hadden deze drieberoepingen plaats. 't Was eene éénsluidende acte, die vooral de zes dorpen dienst deed. Op welke wijze dit in die dagen geschied is, moge blijken uithet híer volgend woordelijk afschrift (Archief der kerk van Sprang:  copia De eerste BeroepÍnge eenes Predicants tot Cappel inde Langh Straat, naar de Reformatie in Hollandt, tevinden tot Dordt in het Classic. Registerboek der Beroepingen des ovenaatersen Ringhs des Classís vanZuijd-Holland. Alsoo volgenden den last van de Ed. Mo. Heeren.Staten van Holland en West-Friesland bij die van de Classis van Dordt met onze communicatie, kennisseen aggriatíe (behagen, toestemming) goedgevondenÍs. Tot ordinairis KerckendÍenaar tot Cappel, WaspÍken Raamsdonk te beroepen dan Welgeleerden engodsalígen Ds. Cornel. Pollets en deselve van de Classísgelast de lnlijdinge van den voorn. Cornel. Pollets,met den alder eersten en in Godsname, en totopbouwinge Sijnen H. Kercke te doen; dÍent desenom UE. van sulx te advefteeren en met een te bevelenen ordonneeren. Gij wilt terstont dezen gezien hebbende, den Paap ofden Pastor aldaar sijnde, sijnen dienst vanonsentwegen opseggen, hem ontslaan en bevelen dathij hem met geene Kerckelijke saacken meer aldaarbemoeije. Insgelijks dat gij terstond de Kercke aldaardoet suijveren van alle vestigÍën die in deselve uijtden Pausdomme nogh mogen wesery als van Autarenen anders dat er van dependeert, sonder daar van telaten memorie. En voorb den voorn. Ds. Cornel. Polletsin de voorseijde qualiteijt te ontfangen, teaccommodeeren en met alle goed, betamelijck enbehoorl. respect te beWegenen, sonder daar van tewesen in gebreke; ofte souden wij anders daarinnemoeten voorsien, als wij souden te behooren.Hiermede Gedaan en gescreven in den Hage den 77"januar: 16rc. Ter ordonnatie van de gecimmíteerdeRaden van de Staten, en was onderteeckent  H. Duijck

Het adres was: Aan Schouten, Borgemeesteren en Regeerdersvan de dorpen Cappel, Waspik en Raamsdonk.In Margine staat: Op deze wijze sijn oock gestelt en beroepenin hare plaatsen: MichaëlGogius op Sevenbergen, op Spranghen Besoijen Corn. Hanekop, op's Gravenmoer GosuínusBuijtendijck, op Dussen Timotheus Wijckentoorn en op MadeLotus ab llpendam.
Naar de spelling te oordelen is deze copie van latere datumdan 't jaartal dat ze draagt, 't oorspronkelijke stuk suas nietletterlijk gevolgd en 't hoofd daarvan. Beroepinge behoort blijkbaar te luiden Kennisgeving en Iastgeving aan 'tdorpsbestuur eryoor te zorgen dat de predikant zijn werkongehinderd vervullen moge.
Hoe dit ook zij, onderscheidene zaken worden ons niet uitdeze acte duidelijk. In de eerste plaats blijkt ons dat't getalHeruormden in deze streek destijds nog niet groot was, andershad men onmogelijk slechts drie predikanten voor deze zesdorpen beroepen. Ook was het nog nergens gekomen totinstitueering en formeering eener plaatselijke gemeente.Kerkeraden waren er blijkbaar niet. Al het werk dat op kerkelijkgebied moest worden verricht, geschiedde niet door denkerkeraad ter plaatse, met behulp van vergadering vangemeenteleden, maar geheel van boven aí door de Staten,op verzoek van de Classis.

De in de acte genoemde Ds. Cornelius Pollets predikant teUitwijk en Waardhuizen ontving den 20 Januari van de Statende last om den kerkedienst aan te nemen te Capelle, Waspiken Raamsdonk en ééne maand later; 19 Februari, aanvaardehij den dienst in zijne nieuwe gemeente. Ruim 9 jaren arbeiddePollets in haar midden, totdat hij in 't najaar van 1619 naarHooge Zwaluwe veftrok. Cornelis Hanekop zalookwel spoedigzijne beroeping naar Sprang en Besoijen hebben opgevolgd, Zes jaren bediende hij deze twee gemeenten, In 1616 verwisselde h'rj deze dorpen voor Breda. Van daar werd hijberoepen naar Amsterdam, waar hij in voortdurenden str'rjdmet eenige andere predikanten, vooral met dominee Triglandleefde en een werkzaam aandeel had in de kerkelijke twistenvan die dagen . Nadat Ds. Hanecop (of zooals destijds bij geleerden veelal gebruikelijk was hun eigen- of familienamen te verlatijnschenen Hanecopius te schrijven) hier het leeraarsambt aanvaardhad, en de reformatie allengs meer begon veld te winnenwas hij erop bedacht of misschien door't bestuur der Classiser toe aangezocht een kerkeraad te formeeren. Op welke wijze dit geschied deelt Ds. Hanecop ons mede inhet eerste kerkeboek na de Reformatie (dit kerkeboek berustop de secretarie van Sprang in't gemeentearchief):
Nadat de eerste bedieninghe des H. Avontsmaels teSprangh gehouden was op Kersdach den 25 Decembris1610 so sijn de manspersonen onder Sprangh endeBirckhaghe wonend die men als litmaten geëxamineerdhadde des anderen daeghs, wesende Sondach den26 dito naer de predicatie eendrachtelijck vergadeftom ouderlinghen en diakenen te verkiezen opdat síjmeer met den predicant Hanecopio de gemeijntesouden helpen regeeren ende op sicht op haer nemenende andersins te doen als haer beroep medebrenght.De diakenen om om de collectes Ín de kercke teversamelen ende de armen te distribueeren ende allenotitie aan de armen te pleghen als hun beroepvereischt, ende mede den predicant door Godts hulpedes nodich te assisteeren.Naer gedhaene ghebet tot nGodt sijn met ghemeenestemmen eendrachtelijck verkosen tot ouderlingh:Willem Jacobsz, Jan Adríaensz, Niclaes Matheusz endeTÍeleman ?? Jansz.Totdiakenen zijn verkosen: Jan Cornelisz of Cornelissenen Mewis Jansz welcke twee personen tot noch toede diakonie bij provÍsie hebben bedient ofte veeleerdekerckmeesterschap, nadien sij hare penninghe, moeijteende zorghe meest aen de reparatie der kercke hebben geenploijeert.
Nadat beide diakens twee jaren lang bij hun kerkmeesterschaptevens de betrekking van diaken bekleed hadden, verzochtenzij van die ambten ontheven te worden. De predikant riepdaarop de mannelijke litmaten ter vergadering en stelde dezenvoor Denis Jansz door een andere dialen te vervangen maar wat Jan Cornelissen betreft dezen te verzoeken beidebetrekkingen diaken en kerkmeester nog een tijd te willenblijven bekleeden, omdat hij "kunnende schrijven endeboeckhouden" moeilijk kon gemist worden. In dien tijd warennog weinigen, die schrijven konden (Handelingen van de Kerkeraad van Sprang LGlz).

Ned Herv Kerk SprangDe Sprangse kerk vorige eeuw
Jan Cornelissen beloofde "sijn diensten te zullen continueren"waarop de predikant hem "van weghe de geheele gemeijntevoor sijn vl'rjtighe trouwe diensten dank zegde". Dien dankhad Jan Cornelissen wel verdiend, want, ofschoon 't niet tebew'rjzen valt, was hij waarschijnlijk één der eerste die zichvan de Roomsche religie afscheidde en reeds viir 1600 blijkthet dat hij begonnen was uit de groote verwarring eenigeorde op de kerkel'rjke zaken alhier te stellen door't innen vande renten, thijnsen en tienden voormaals ad pios usis (vroomgebruik) aan de kerk geschonken, en door groote en noodigeherstellingen aan het kerkgebouw en verbeteringen van hetinwendige daarvan. Immers, uit de kerkerekeningen van dientijd blijkt dat in 1602 Dirck Dirckz veel riet geleverd heeft omde glaes in de kerk te stoppen (eenige ramen dichtmaken);dat in 1603 het uurgewerck vernieuwd en verbeterd isgeworden en nieuwe "seelen om de klock te luijen" zijnaangeschaft; dat in 1604 en 1605 Ambrosius Thomasz eenbeschot achter in de kerk getimmerd heeft ter weerszijdendaarvan deuren heeft gesteld om in de kerk te komen; wantviir dien tijd trad men de kerk in door de twee deuren deroude kapel/ eene aan de noord- en eene aan de zuidz'rjde derkruispanden. De dichtgemetselde ingangen daaraan zijn noggoed te herkennen; dat in 1606 door kerkmeesters metconsent van Schout en Schepenen te Oisterwijk voor tweehonderd vijf en negentig gulden Brabants Klokkespijs isaangekocht, waaruan Grooten Hans en Thomas Langebeende klokkengieters eene klok goten welke arbeid met drie entwintig gulden acht stuiver betaald werd (Deze klok is nietmeer in den toren waar ze gebleven is ? Denkelijk gesmoltenin 1750 en gebruikt om toen de tegenwoordige groote klokte gieten. Voor 1606 hing er maar ééne klok in den kerktoren.Ze hangt er nog en heet gewoonl'rjk t'de kleine klok". Totopschrift heeft ze: "Elck eere m'rj al ic bescreij de doodenende roep den levenden toe Godesdienste L475 S. Butend'rjcmaecte mit; dat in 't zelfde jaar kerkmeesters, Schout enSchepenen met groote wagens naar Heusden zijn gereden om schaliën (leien) te koopen voor't kerkda( dat ze toen,zeker om den gouverneur dier stad gunstig voor hen testemmen, dezen een vetten haas, die acht stuiver gekosthad, aanboden en voor hen zelven besteedden aan brood enharing de somma van tien stuiver. Dat in 1609 voor diverschesmeetwercken de rekening van Jan Jansz den smid voldaanwerd met negen en veertig gulden twaalf stuiver, dat in 'tzelfde jaar het veryoeren van negen en dertig "voeders steenvan de Spranghsche sluis naar hier gekost hebben veeftiengulden tien stuiver dat men die steenen gebruikte om eenenmuur om't kerkhof te restaureeren; dat in 1610 betaald werdaan Hendrik Gherritsz den Glaesmaker (glaese scrivers warenglasschilders) voor het schr'rjven van twee taffereelen derThiengheboden en die in de kerk op te hangen de som vanzeventien gulden.

Om al deze en nog meer andere uitgaven te bestrijden namenkerkmeesters na bekomen machtiging der dorpsregeeringeene som ghelds op van zekeren Van Lier tegen den penning20, en om de jaarlijk terugkomende reparatie- classis- enavondmaalskosten te kunnen voldoen, werd hun, na 'ttoenmalig gebruik in de Roomsche kerken, de helft der gelden,door diakenen zondags in de kerk gecollecteerd, ter handgesteld. Doch, "dewijl de diakonie van Sprangh in 't begin derReformatie swaarlijck ende niet sonder teghensprake" veelwas "ingeboert'i begon de kerkeraad van lieverlede nalatigte worden in die teruggave der halve collecte, met denpredikant voonvendende, dat die penningen alleen den armenten goede mochten komen (Notulen Kerkeraadsvergadering1612 en 1613),

Groote en langdurende oneenigheden rezen hieruit, tottenslotte namens de Ed, Mog. Staten, door de Classis van Dordt besloten werd: dat te beginnen met zondag 17 Februari 1616, voortaan " naar den ommeganck der diakenen terverzameling der penningen voor den armen bestemd, deommeganck der kerkmeesters zou plaats hebben terverzameling der penningen voor de kerk "gedestineerd" (Notulen Kerkeraadsvergadering Januari 1616).
Op last van Schout, Gerechten en Heilige Geestmeesters werd Zondags te voren door den Schoolmeester Jan Schmidts inde volle kerk de ordonnantie van den ommeganckvoorgelezen, waarna Ds. Hanekop van den kanselzachtmoedelijck ende Christelijck der Gemeijnte vermaandedeze onverkwikkelijke saeke te willen vergeten en vergeven(Aanteekeningen van predikant Hanekop in 't Kerkeboek1616).
Weinig tijds later verliet Ds. Kanekop deze gemeente. Hij had't beroep naar Breda aangenomen. 't Register van gedooptekinderen, door hem aangelegd vermeldt dat hier twee zijnerkindefies gedoopt zijn geworden. Een paar jaar later kreeg Ds. Hanekop't beroep naar Amsterdam, dat hij opvolgde enwaar hij in 1626 wegens zijn Remonstrantsche gevoelens werd afgezet (Ds. Hanekop stierf 15 Juli 1655 te Haarlem). Of hij hier in Sprang van die gevoelens ook heeft doen blijken? Niets daarvan is op te sporen; doch't Klassikaal bestuur vanDorderecht vreesde daar wel voor, want in eene missieve van4 October 1620 wees het den kerkeraad op 't gevaar dat de Christelijke Gemeente dreigde, zoo hier ook Waalwijk gangers woonden, die onrechtzinnig in de leer "omgangh" hadden met de Remonstrantsche predikant aldaar (Archief der ClassisDordt, archief gemeentesecretarie Sprang). Waalwijk was destijd 't toevluchtsoord van uit hun ambt ontzette en uit'tland gebannen predikanten. Waalwijk behoorde toen nog niet tot onzen staat. De vrije uitoefening van den Hervormden Godsdienst was daar wel verboden, maar ter wille van degeldelijke voordeelen, welke't verblijf van zoo vele predikantenden neringdoenden opleverde, werd oogluikend hunne prediking in een woonhuis, tot dat einde gehuurd, gaarnegeduld (Schutte't Bisdom's-Heftogenbosch)). Bij 't vertrek van Ds. Hanekop is de combinatie opgehevenen zijn Sprang en Besoijen tot zelfstandige gemeentenverklaard, met recht na bekomen machtÍging predikanten teberoepen.Om die machtiging te erlangen moesten de kerkeraadsleden"goede Correspondentie houden met den achtbarenmagistraat des dorps" (Resolutie der Staten aan de Gerechtenvan Sprang).

Zoo moest in Sprang in geval van vacature door eene commissie uit den kerkenraad worden kennis gegeven aan Schout en Schepenen van 't voornemen de kerkeraad om tot beroep over te gaan. Daarna werd door de plaatselijke regering dag en uur vastgesteld, wanneer zij zou vergaderen. Was 't beroep uitgebracht dan kwam aanstonds eene commissie uit den kerkeraad naar den vergaderd zijnde Magistraat om de approbatie te vragen van het gedane beroep. Voor zoo verre mij bekend is die approbatie hier nooit geweigerd.
In zake predikantsberoepingen was 't gezag gedeeld. Eevenzoo bij schoolmeesters benoemingen, Reeds bij 't beginder hervorming toen Jan Jansz Smidts, een Bosschenaar, hiertot schoolmeester benoemd werd, vloeide uit die verkiezingheel veel twistgeschrijf en meer dan honderd jaar daarna, zooals uit tal van bewijsstukken blijkt, baarde dit gedeeldgezach nog heel wat oneenigheden tusschen kerkbestuur en Gemeentebestuur. Tïjdens 't eerste kwart der 17d" eeuw liependie kibbelarijen vooral over de vraag wie in ondenarijszaken 'tmeeste recht van zeggen had, of de kerkeraad, die denschoolmeester als koster bezoldigde, of Schout en Schepenen, die de geheele dorpsbevolking vertegenwoordigende, voordeze opkwamen wanneer, naar hun oordeel, de school te veel leed door de menigvuldige diensten, welke van Smidt als koster gevergd werden (Stukken, hierop betrekkinghebbende gewisseld tusschen Ds, Torrentius Ds. Bron endorpsregeering 1616-1625 in 't archief der kerke).

Omdat door 't veftrek van Ds. Hanekop "den Dienstder Kercke van Sprangh was vacerende en ín denvoorn. Kerckendienst behoottvoorsÍen te sijn van eengetrouwen DÍenaer soo ist dat wij ondergethekendentot voorz. dienste beroepen mits desen Johan.Torrentinum om de voorn. Plaatse tot Godts eer endeStÍchtinghe de Gemeijnte te bedienen .. enz. "(Extractder Copie van 't beroep ín 't kerkarchief van Sprang).In kennisse van Deese bij ons onderteeckent: AerentMuijs van Hollij, Roelant van Boshuijsen ende door:Aaft Anthonisz de graef Hendrick Fransz leenhouwerJan Adriaensz ouderlingen Jacob Willemsz Jan PeterszKuijper diacenenOnderstont:Ende door begeerte van Schouwt ende Gerechten vanSprangh, soo heb ick als secretaris dese met míjnegewoon I ijcke su bsi g nature o nde fteecke nt Leem poel 19 September 1616.

Reeds den 6 November d.a.v. hield de 2d" predikant dezergemeente zijne intreerede. Waarschijnlijk heete hij van Beekof Beke, welke naam hij verlatijnschte tot Torrentius. Vijf jaarIang was hij hier werkzaam toen hij 't beroep kreeg naar Hooge Zwaluwe dat hij aannam en waarnaar h'rj in de wintervan 1621 veftrok,
Op een door hem ingediend verzoek (Handelingenkerkeraadsvergaderingen 1620 en 1621) aan kerkemeesterswerden hem en zijnen opvolgers voortaan "gerestitueeft decosten der reijse naer de Classis te Dordrecht". Deze reizen hadden in dien tijd per schuit plaats. De kosten beliepen toen en nog lang daarna 16 gulden. Later (en thans 300 jaren later nog) werden er 32 gulden voor uitgetrokken.Den 3d"' Mei d.a.v. werd na goede correspondentie enapprobatie van Schout en Schepenen door den Kerkeraadberoepen Ds. Johannis Bron, wonende te Oberhadamer inNassau, dus een Duitscher (Handelingen van de Kerkeraad" 1621).
Uit zijn schrift en spelling, hij kende hoogst-waarschijnlijk het oud-Hollandts schrift niet, en schreef vele woorden op zÍjn Duitsch, is dit gemakkelijker af te leiden. Het beroep op hen uitgebracht werd onderteekend door drieouderlingen en drie diakens. Er waren toen drie ouderlingenen drie diakens in den kerkeraad. Een der ouderlingen droegden naam van Glaviman (Soldaat van Mansfeld, kerk. Rekenink162s).Tot in hoogen ouderdom, Ds. Bron stierf in L669, dus 48 jaarI lang, bediende hij deze plaats van welke tal van ingezetenendoor zijn ijver "tot de Gemeijnte Christi" toegebracht werden (Ds. Bron was gehuwd met juffr. V. d. Wercken uit Geeftruidenberg. Kort na elkaar stierven zij. De zer( dieeenmaal de plek in de kerk aanwees waar zij begraven waren, ligt thans achter in 't ruim der kerk). In 1622 stelde hij eene lijst op van al de lidmaten (vrouwlijke en manlijke) welke hij tot zijne gemeente rekende. Die lijst berust in 't gemeentearchief.
Ds. Bron verdeelt daarin het dorp in zes buurten en beschrijft

-In 't Oosteijnde 19 lidmaten
-In de Oudestraet 7 lidmaten
-Bij de kercke 9 lidmaten
-in de Nieuwstraet L28 lidmaten
_In de Birckhaghe 40 lidmaten
_Aen de Vaert 16 tt219lidmaten
in Sprang.
Maar ook "over den Dijck onder Loon" woonden destijdsenkele gereformeerden, die hier ter kerk kwamen. Zoo stelde hij: te Loon aan de Vaert 16, over den Dijck 5, aen den Heijcandt 7, op Catsheuvel 3, en op den Hil 6 lidmaten. De namen dezer lidmaten missen schier alle nog denzoogenaamden "Van'i zoodat het ondoenlijk is te gissen vanwelke hedendaagsche familiën zij de voorouders kunnen zijn.B'rj enkele wordt "van" of familienaam opgegeven. Zoo leestmen dat Peter Thomassen Vos en schoolmeester Smidt aan't Oosteijnde (Deze later b.lj de kerke) Corstiaen van Campen,Ma.rjke Bax en Dirck den braspenninck bij de kerk - Clasken Jan de Secretaris (Leempoel) Cornelis de Lapper en Jan de Bije in de Oude Straat - Roeloff van Boshuijsen , Aaft Peterszv an Ammerroij, Jacob Willemsz van Campen, Dingeman van Baeftwijcke en Dirck den Bije in de Nieuwstraat * Maijke de Cort en Aert Spijcker in de Birckhage en Peter TheunissenLeempoel aan de Vaart woonachtig waren.

Deze lijst met 219 lidmaten is een sprekend bewijs dat in dejaren tusschen 1600 en 1625 de toestand op ekrkel'rjk gebidhÍer veel verbeterd en de arbeid onze drie eerste leerarenHanekop, Torrentius en Bron niet ongezegend geblevenwas.Veilig mag men aannemen dat het meerendeel vanSprangs bevolking toen der Nieuwe Leere was toegedaan (Sprang telde in 1609 één honderd drie en veertighaardsteden, 143x5 = 7L5 inw.). Zij prentte die zo goed zevermocht hunnen kinderen in, en deze op't voorbeeld hunnerouders, weer aan de hunnen; tot in 't zevende geslacht ging dit zoo voort. Dat zevende geslacht zijn wij, die door dit opsteleen terugblik mogen slaan op onze overbet-achterovergrootouders, die drie eeuwen geleden, tot toenverstoten van't Licht des Evangelies, wars werden van allebijgeloof en vuriglijk begonnen te verlangen God naar zijnwoord te dienen. Toen, anno 1593 voor den laatsten maal in ons kerkgebouwpriester Baftholomei op den eersten dag der Groote Vastenhet "memento quid pulvis es" aan zijn parochianen, onze voorouders, toeriep en dezen in heiligen eenvoud voor 't altaar geknield daardoor herinnerde dat ze stof waren en totstoí al wat ze bezaten, zou wederkeeren, sprak hij uit, wateerlang bewaarheid zou worden. De een vroeger, de anderlater vlijde t moede hoofd op den peluw zijns sterfbeds eneer 't eerste vierde der LTdu eeuw voorbij was, werden de meeste der in dit opstel genoemde Sprangenaren te rustegelegd of in hun bedehuis, of in de schaduw daarvan.
Hunne kinderen en kleinkinderen dachten bij tijd en w'rjlenog wel eens aan hen, maar bij de opvolgende geslachtenging elke herinnering aan die voorvaderen geheel verloren.Van hunne schamele woningen is geen enkele meer over. Van hun akkers en weiden, van hun bosschen en heiden kanniemand meer bepalen welke aan deze en welke aan genenhebben toebehoord.
Door den tijd verbleeKe en moeilijkte ontwarren letterteekensop half vergane papieren en perkamenten bleven tot hedennog getuigen van hun vroeger bestaan en vergaan, maar inde wisselloop der eeuwen dreigen ook die laatste stommegetuigen van hun leven en streven, van hun lijden en strijdentot stof te zullen wederkeeren. Zal er dan niets meeroverblijven wat ons aan die ovetvooroverachtergrooWaders herinneren zal?
Ja, gewis,'t is de zuivering hunner godsdienstmeeningen,'tis de opleving huns geloofs,'t is hun zieleleven, dat ook onsten effdeel werd en door alle eeuwen heen den tijd zalweerstaan. Want onvergankeluk blfift slechts leven wat dooreen Hooge Geest der ziel wordt ingestort.vS.