Het testament van M Gerijt van Clootwijk, pastoor te Capelle
(van ca. 1504 tot ca. 1543) M. van Prooijen Meester Gerrijt van Clootwijk is niet de oudst bekende
pastoor van Capelle. Uit de publicatie van de pouillés van het dekenaat Hilvarenbeek – onderdeel van het Aartsdiakonaat Kempenland- vanaf 1919 geleidelijk door pastoor Juten in het tijdschrift Taxandria bewerkt, bleek dat in 1349 pastoor van Capelle was : Mr. Willem van Zidewinde; in 1419 “investitus”: dominus Theodoricus; in 1400 rector van het heilige kruis aldaar: Magister Gerardus Zedewijn (Zidewinde) , wiens plaats vervanger was Henricus Scilline; in 1405 rector: Magister Cristianus Bont; van 1418-1421 rector: heer Johannes de Venne, wiens plaatsvervanger was Thedoricus de Schulenborgh.
Meester Gerrijt van Clootwijk stamde uit een oorspronkelijk adelijke familie uit het land van Altena( Almkerk), die zich al heel vroeg over verschillende plaatsen verspreidde en zich uitbreidde.
Van de Hamme vertelde ons dat oudtijds onder de gemeente Almkerk een buurtschap Clootwijk zou hebben gelegen. Dat zou de bakermat van de familie van die naam zijn geweest²) Omstreeks 1460 of 1470 kwam een zekere Jan van Clootwijk (De oude) vandaar naar Capelle. Aldaar huwde hij waarschijnlijk met een dochter van de ambachtsheer van Nederveen. Uit dit huwelijk kwamen tenminste vijf kinderen voort:
1. Adriana, die huwde met Adriaan van Emonts, en het leven schonk aan een zoon Jan van Emonts, die volgens van der Hammen omstreeks 1550 in Voorne woonde.
2. Jan;
3. Adriaen,wiens weduwe Johanna of Janneke heette en die tijdens haar weduwschap inwoonde bij haar zwager pastoor Gerijt (Gerrit) van Clootwijk en van de pastorie een kamer en een opkamer, benevens de schuur en een gedeelte van de tuin levenslang in gebruik kreeg ”om dien ghetrouwen dienst, die zij hem gedaen heft ende nog doen zal”;
4. Dirck, verkreeg bij zijn eerste vrouw 4 kinderen:
a. Antonia, gehuwd met Adriaen Jansz. van Emmichoven;
b. Jan van Clootwijk de jonge; hij studeerde te Leuven3) waar hij in 1542 nog op school was en werd later, van 1548 tot ca.1568 secretaris van Capelle.
c. Adriaen; deze huwde met een zekere Anneken en was van ± 1538 tot ± 1556 schout Zuidewijn. Deze schout had bij zijn vrouw Marijken Adriaen Tomsdochter o.a. een zoon Dirck van Clootwijk, die later, toen in 1610 Cornelis Polletz als eerste predikant in Capelle stond , ouderling in de Capelse kerk was. De zoon van deze ouderling,nl.Adriaen Dirckz. Van Clootwijk gehuwd met Anneken Tielman, bekleedde in 1630 het secretarisambt in Zuidewijn:
d. Claes;
Bij zijn tweede vrouw Geertuid verwekte Dirck van Clootwijk nog drie dochters:
e Cornelia;
f Elisabeth;
g Adriana.
5 Gerikt (Gerrit), wiens testament de hoofdinhoud van dit artikel vormt.

Dat Gerrit van Clootwijk een zoon was van Jan van Clootwijck, blijkt uit deze acte: Int jaer ons Heeren XV hondert ende XXVI opten XXVIen dach in Novembri soe is voer ons comen Gheryt Bloeit ende heeft verwilcuert, soe recht is, meester Gheryt Jansz. van Clootwijck, priester, onsen pastoer, seven ende twentich stalven rijnsche gulden Aangaande de jeugd van pastoor meester Gerijt. van Clootwijk is niets bekend. Waarschijnlijk zal hij na enig lager onderwijs te Capelle te hebben genoten, aan de Leuvense universiteit zijn hogere studiën hebben voltooid. J. van der Hammen grondt dit vermoeden enkel op het feit, dat Pastoor van Clootwijk in zijn testament ook ven Leuven spreekt en dat zijn hierboven onder b genoemde neef te Leuven studeerde.
Zeer waarschijnlijk werd hij op het laatst van 1504 of begin 1505, na gepromoveerd te zijn, pastoor te Capelle. Toen hij op 11 april 1505 van de Officiaal van Luik vergunning kreeg om te testeeren, werd hij in die vergunningsakte aldus aanqeduid: priester rector ende geïnvestieerde in de parochiale kercke van den dorpe Capelle onder gesag van Luijk.
De pastorie, die hij te Capelle bewoonde, was zijn bijzonder eigendom, maar was gebouwd op kerkegrond. Hij had die zelf laten timmeren.
In de Capelse schepenregisters, berustende in het Rijksarchief te ’s-Hertogenbosch, komen omtrent Gerrit van Clootwijk en zijn kerkelijk ambt weinig bijzonderheden voor. Hij komt voor in een achttal akten, de laatste van 30 januari 1544, toen hij reeds overleden was. Het zijn merendeels akten, waarin door hem land wordt gekocht of verkocht óf ten behoeve van hem zelven óf ten behoevevan van de kerk.
Een der voornaamste akten is die van 26 april 1529, betrekking hebbende op de weduwe van Adriaen van Clootwijk, hiervoor onder 3 genoemd. Deze akte luidt aldus:
"Int jaer ons Heeren XV hondert ende XXIX den XXVIen dach in Apryl soe is voor ons ghecomen meester Gheryt van Cloctwijck, priester ende pastoer tot Cappel, ende Phylips Boyensz ende Boyen Heynricxsz, als kerckmeesters, ende hebben overghegheven ende verleden Janneken Adriaen van Clootwijck wedue die oeste camer van die pastoers huysinge met die opcamer ende twe beedtsteen ende twe bedden daer in staende mit huere toebehoeren, te weten tot elcken beedt twee paer slapelaken en de twe oercussens, ende den voersten suyenssen hoef (hof) ter poerten toe ende die schuer te ghebruycken ende te besigen haer leven lanck ende niet langher ende oeck duert (door ’t) huys te gaen ende te staen haer leven lanck, sonder yemant van pastoers eerffen (erfgenamen) daertegens te zeggen ofte doen metgheender handen recht, gheestelicken ofte werdelicken, ende dat om dienghetrouwen dienst die zy hem ghedaen heft ende noch doen zal, alzoe lange als zy leeft.
Behoulicken die drie pont groet, die haer die pastoer verwilcuert heeft, haer levenlanck van werden ende in esse te blijven, ende na huerder doot zoe zullen dievoerscreven goederen eerffen ende sterffen na die pastoers doot, als zijn testament dat utwisen "(uitwijzen) ende begrypen sal". Het voornaamste document, dat Pastoor Gerijt van Clootwijk heeft nagelaten is zijn testament.
Dit testament of beter gezegd een authentiek afschrift daarvan van 18 januari 1779 trof ik aan in het oud-archief der gemeente Capelle, thans in het gemeentearchief van Waalwijk. Oorspronkelijk is dit testament geschreven in het latijn op perkament en verleden voor den priester en notaris Jan Michielsen Heythem, wonende te Besoijen, die de geestelijke belangen der Besoijnse Rooms-Katholieken behartigde in de gemeenschappelijke kerk van Waalwijk en Besoijen aan de Haven. Daarna is op 26 mei 1633 door advocaat Viglius Oom van de Latijnse tekst een Hollandse vertaling gemaakt, van welke vertaling later onderscheidene afschriften zijn gemaakt, die niet kunnen bogen op grote nauwkeurigheid en duidelijkheid; de tekst is daardoor op sommige plaatsen niet goed te begrijpen. Desniettemin laat ik de tekst van het afschrift d.d. 18 januari 1779 van het afschrift van 22 april 1683 van de Hollandse tekst van 1633 hieronder in extenso volgen.
Waar nodig en mogelijk heb ik de betekenis van een aantal woorden daarachter tussen haakjes vermeld.
(M. v. Pr) .



Copie
J. van Dongen
1633
TESTAMENTVAN PASTOOR GERIJT VAN CLOOTWIJK

In den name onses Heeren Jesu Chxisti, Amen.
Bij desen openbare Instrumente sij condt ende kennelijk eenen ieqelijken, dat in den jaere naer (na) de geboorte van den selven onsen Heeren Duy- sent vijfhondert twee en veertig, in de vijfhtiende Indictie (=cyclus van 15 jaar), den eersten April ontrent elff uren voor den middag, in ’t pausdom van onsen heyligsten Vader onses Heere Paulus door de gehengenisse Godts (door de wil van God), den derden van dien naeme, paus in 't achste jaer, ende in ’t twee en twintigste jaer van 't Keyserdom van onsen Heere ende onverwinnelycken prince Carolus den vijffden, Keyser van Roomen (Rooms keizer) in dien naeme, in presentie van mij en de onderges (ondergesigneerden, ondergetekenden), getuygen hier toe specialijk geroepen en gebeeden, persoonlijken gecompareert is de Eerwaar dighen Heere Mr. Geerijt van Clootwijck, pastoor van de Kercke van Cappelle in Hollant, behoorende onder Luydick (Luyck), siek van lichame maar sijn verstant en memorie wel machtig sijnde, gelijck als ’t is gebleeken de welke aendencken: 't geene Isaias (Jesaja) en Isachias (Hizkia) seggen "berijt u huys, want gij sult sterven en niet leven", opdat gij niet sonder gedisponeert te hebben soude sterven, Uyt crachte van den machte van: de Eerwaardigen Heere Officiael hem toegelaten, beginnende aldus: den Officiael van Luyck onsen heren, in Exr ons heeren Geraart Clootwijck, priester rector en geinvestieerde in de parochiale kercke van den Dorpe Capelle onder gesag van Luyk, Salut, in den Heere, ons ’t naar volgende (het navolgende) te doen, in kennisse van ’t welke wij het Zegel van onse Officialiteyt en Hoove goed gevonden hebben aen desen te hangen, gedaen in ’t Jaer ons Heeren, naar de geboorte duysent vijfhondert vijff, den elfden Dag Aprillis in den aller bester manieren, wegen, rechten, oorsaaken ende formen als hij best ende bundigst heeft konnen en mogen doen, ende nog kan ende mag doen, revocerende (herroepende;, casserende (vernietigende), en annullerende (ongeldig verklarende) alle ende jegelijke testamenten en uytersten wille, bij hem voorleeden (vroeger) onder wat forme van woorden 't selve soude moegen zijn gemaakt ende geordonneert (bevolen) willende deselve te hebben volkomelijken gerevoceert (herroepen), ende geannulleert (ongeldig verklaard) , dit zijn tegenwoordig testament ende uijtterste wille in zijn vigeur (geldigheid), ende kragt altijd blijvende gemaakt ende geordonneert (bevolen) heeft zijn Testament ende uyterste wille van de goederen, hem bij den Alderhoogsten op deze wereld verleent, in der manieren als volgt.

In den eersten maakt (vermaakt) ende beset (schenkt) Mr. Gerard testateur voorsz., der (aan de) Kerke van Capelle tachtentige schilden (munten, geldstukken) viertien stuyvers voor den schilt (elk veertien stuivers waard), tot een casule (kazuifel=priesterkleed, misgewaad) van blaauw of rood carmosijn met een kruys na den eijsch (naar den eis) van fluele (fluweel) op welke casule zullen staan zijn vier quartieren ende wapenen;
Item (idem) bezet (wordt vermaakt aan) den Heyligen Geest (den Armen, het armbestuur) in Cappel honderd Carolus Guldens , ende zullen De Heylige Geestmeesters, in der tijt sijnde (in die tijd fungerende), daar voor gezonden wezen (verplicht zijn) te contribueren (uit te keren aan) den armen menschen op elke zijn jaargetey (elk op zijn feestdag) (dewelke men tweemaal 's jaars celebreren (vieren) zal) vijf vaten rogge.
Item wil en begeert, hij (pastoor Clootwijck) dat men allen den armen menschen die daar komen zullen op zijn uytvaart alwaar (alware) ’t achthonderd, genoeg teeeten ende te drinken geven zal, ende geeven eenen iegelijken eenen halve Stuyver aan gelde, ende een brood, een halff stuijver waart zijnde, als men zijn uytvaart zal houden.
Item wil ende begeert hij, dat agt arme jongens op zijn uytvaart nog agt tortsen (toortsen) dragen zullen; aan een iegelijken daarvan maakt (vermaakt) hij een elle lakens. Ende begeert hij, dat een zwart kleed op zijn graft geleyt zal worden.
Item verklaart hij. Testateur, dat de grond van zijnen huyze ende schuere is toebehorende aan den Kerke van Capelle, ende hem gegunt is om een dak op te mogen timmeren gelijk hij ook gedaan heeft, ter cause van dien zo maakt (vermaakt) hij de timmering van zijnen huyze ende schure aan den Kerke van Capelle, welke de Kerkmeesters in dier tijt (in functie) zijnde, zullen mogen verhuuren den pastoore ofte eenen anderen. Ende zullen de Kerkmeesters daarvoor gehouden wezen te doen celebreren tweemaal 's jaars zijn jaargetijde, gevende den pastoor twee stuyvers, eiken priester celebrerende eenen stuyver, den Koster eenen stuyver, en zullen (zij) vijf keersen stellen, elke keerse van een half pont.
Item vermaakt hij den Armen de timmeringe van den huysken staande op den zelven gront noortswaards van de schuure en de huyse voorsz. om drie arme menschen daar in te (laten) woonen, met twee bedden en zijn toebehooren, legende (liggende) agter in de kamer, Adriaen Dirckszn: ende de oude Jan van Clootwijk zullen (dit) executeren (uitvoeren) en daar aff toesienders (daarop toezien).
Item maakt (vermaakt hij) deselve drie arme menschen, die in ’t voorsz. huysken woonen zullen, om meede onderhouden te worden, drie guldens 's jaars aan losrente met de brieven daaraf zijnde ende worden de renten afgeleyt, zo zal men ze wederomme beleggen.
Item maakt (vermaakt hij) Aereen (Adriaan) van Nerve (Nederveen), pastoor der Kerke van Capelle vijftig Carolus guldens eens (ineens), om daar mede te deffenderen (verdedigen) zijn regt van zijne collatie of presentae (presentatie) derselve Kerken, ende zijn executeuren (uitvoerders van zijn testament), ondergesigneerd, zullen de vijftig Carolus guldens onderhouden ende uytreyken, ter tijden als hij die van doende (nodig) tot 't regt zal hebben.
Item maakt (vermaakt hij) drie libre guldens aan zijnen armen vrienden tot Almkerke, om daar meede gekleed te worden.
Item der (aan de) Gilden van onze Lieve Vrouwen Anna, Barbar(a) Katlijn (Catharina), elken eenen Carolus gulden, eens (ineens) voor zijn dood- schult, en den Cappellaen van de Heylige Cruys in den Kerke van Cappel eenen Karolus guldens eens.
Item aan Bater zijn dienstmeyt, indien zij bij hem blijft woonen zijn leven lang, twintig schilden eens boven haare huure,
Item Baecken Janssen een half libre gulden eens, en zijn dagelijksen tabbaart, zonder voeyer (voering).
Item bezet Neelken Lijsken ende Ariaanken Dirxz.: van Clootwijk, zijn broeders kinderen na (naderhand),(uit diens tweede huwelijk) gekregen, vier libre guldens eens, behoudelijk dat zij houwelijken bij haars vaders vrienden rade.
Item Nervens (Nederveens) kinderen tot Vlijmen drie libre gulden eens, uyt te reijken, als 't noot wezen zal, in kleederen of andere bij (door) den Executeuren.
Item Marikens kinderen van Willem Schut tezamen drie libre guldens eens, uyt te reijken als voorsz. is. Maakt aan Thonis Aadriaenszn, zoon van Mr. Adriaan Strijen, een libre gulden eens tot een tabbaart.
In zulken allen actien competeren: mr. Adrianis Strijen in versterff Jan van Clootwijk, ende actie van uytgelyde penningen, ende onkosten bedragende vier honderd Karolus guldens competeren: mr.Geerardes, Testateur, aan Mr. Adrianus voorsz. gedaan, ter Schole leggen en anders dood zijn, ende ingevalle Mr. Adriaan dat niet en wilde, zo zullen zijn executeuren die vier honderd Carolus guldens exigeren ende uyt rigten, anders noot zij, waar af hij aan Instrument hadde als hij zeyde. (niet duidelijk!)

Item Mr. Gerardus, Testateur, maakt en ordonneert een Jaarlijkse Eeuwige rente van twintig Carolus Gulden, van twintig Stuyvers voor den Gulden, op ende uyt vier Gheerden Lands, ende eenen mergen Moerdellen, alzo groot ende klijn als zij in Kleijn Wasbeek (Waspik) gelegen zijn, te gelden om daar meede ter Schoole te onderhouden eenen jongen die daar toe bekwaam wezen zal van de van Klootwijk, Nerven (Nederveen), Rijswijk o£t Borghgrave; die van Clootwijk sullent voordeel hebben ende en is er niemant bekwaam van de van Clootwijk, zo zullen de van Rijswijk, en is er niemand van de van Rijswijk zo zullen de Borghgraven eenen presenteren die bekwaam is.
Item wil ende beveelt hij,Testateur, dat men de vier geerden Lants metten mergen moerdellen voorsz. Jaet ende weerdig genoeg maken (op waarde houden) zal met rentbrieven tot de voorsz. rente van twintig Karolus guldens toe, ter tijt toe (tot de tijd dat) de zelve vier gheerden met ten morgen moerdellen weerdig genoch wezen zullen voor de voorsz. rente van twintig Carolus guldens, ende wil dat de gepresenteerde Jongen, gekomen totten priesterlijken staat, zal nog de rent van de twintig Car: Guldens gebruyken en heffen een jaar lank ende langer niet; en zal de gepresenteerde ende admiteerde jongen gehouden wezen te doene voor twintig Carolus Guldens na inhout eender ordonnantie bij Mr. Janne van Divordie notsig beschreven, ende ingevalle gheene bequame Jongen gevonden en gepresenteert en worde als voorsz. is en ook na ordonnantie, zo zullen der Heylige Geestmeesters van Almkerk ende Cappel dese voorsz. twintig Carolus guldens ontfanqen, ende distribueren den armen menschen ter tier, tot eenen bekwame jongen qepresenteert zal worden, Ende wil dat zijn Erfgenamen deze voorsz. rente van twintig Carolus Guldens zullen mogen lossen en afguyten den penning twintig ende beleggen de penningen op andere onderpant dat daar goed genoeg voor zij.

Item wil en ordineert Mr. Ariane Strijen, Adriaan Dirxkxens, Jan Renbersen, die oude Van Clootwijck, patroonen tot ten voorsz. legate van twintig Carolus guldens, ende constitueertt hem voorsz. toe- sienders ende rectoren van de vier geerden lants ende mergen moerdellen, en den schooljongen geadmiteert, ende na haarluyden dood, zo zullen wezen patroonen altijt de twee oudste mannen van de van Clootwick ende regeeren 't selve legaat en de 4 onderpanden goeden (goederen! en hen sal men presenteren den schooljongen, en hij testateur nomineren Jan van Clootwijk zijnen neve te loven (Leuven! ter schooien gaande totte voorsz. Legate van twintig Carolus guldens, als de eerste bequame Jongen na zijn dood ontfangen, en geadmiteert te worden, ende ter schoole daar mede onderhouden worden.

Item bezet Willemken Renbers van Clootwijken dogter (om! haar kinderen mede te kleeden twee liber Guldens eens (ineens) te weten de een (ene) liber Guldens zijnen peter en de andere liber Guldens (aan) den andere kinderen, (en) nog (aan) Willemken voorsz. eenen swarten tabbaart gevoy- errt(gevoerd) met sade (gras)
Item maakt (vermaakt hij aan) Adriaan Dirckxzn zijn fluele wambuis.
Item aan Mr. Arianis Strijen zijnen besten tabbaart ende Janne van Clootwijk zijnen op een na besten tabbaart. Daarna ende de andere kleideren zullen zijn Erfgenamen gelijk deijlen (delen) ’t zij pastrokken, tabbaarts, mutsen, hoosen (laarzen), wamboysen (kledingstuk dat onder het bovenkleed werd gedragen).
Item de faly (mantel, huik), de winter toebehooren, zullen zijn Executeuren in handen houden om daar meede te bekleiden Heer Renbers Dogtor.
Item maakt (vermaakt hij aan) Lijsken Rembers van Clootwijk Dogter van den nabedde van zwart rocken met sade (gras) gevoyert (gevoerd).
Item beset (ontvangt) Adriaan Dirckxen van Clootwijk die noot met silver beslagen.
Item maakt (vermaakt hij aan) der Kerke van Cappel twee cussenen van den agten (van de acht) daar, daar de Wapenen van Clootwijk ende Nerven (Nederveen) op staan, de andere ses Cussens zullen blijven aan zijne Erfgenamen, ende zullen gezet werden op eenen pennnink ende Adriaan Dirxcsen zal den keur (keus) hebben.
Item maakt (vermaakt hij aan) Adriaan Dircxsen van Clootwijk eenen rentebrief metten rente van drie Carolus gulden 's jaars op hem, ende zijn goeden (goederen) en zal na des Testateurs dood niet zijn.
Item Hendriks Paiman en Nicolaas Vos, eiken tien Stuyvers eens (ineens) voor een dankbaarheyd. Item maakt (vermaakt hij aan) Marijken, natuurlijke Dogter van Dirken van Clootwijk vijftig Schilden eens.
Item Mariken zijn Dienstbode, de oude vrouwe, drie Carolus Guldens eens.
Item Mr. Philips Philipsz., zijne Peter, eene Karolus Gulden eens.
Item Jannen Michiel Janssen, priester, ses Karolus guldens eens voor seekere dienst te doen.
Item maakt (vermaakt) dartien ellen lijnen?linnen) Laekens den huysarmen in Cappel eens.
Item der Armer Dimpus Looffs twee Carolus guldens eens,
Item Lijskens Verrijne eenen Karolus Gulden eens.
Item Lodewijk Willemz eenen Karolus gulden eens.
Item Dirk Jan Renen eenen Carolus gulden eens. Deze voorsz. vier persoonen alle in kleederen uyt te rijken bij (door) den Executoren.
Item Hubertus Vloten, sijnen peteren op Sleewijk, eenen Philips Gulden eens,
(item Lijnken Costers Dogter in Capelle twee Carolus Guldens eens tot (voor) eenen rok, ende zal voor de ziele bidden.
Item Wilhelman, des Costers zoone, twee Carolus guldens eens tot behulp zijner Scholen.
Item Anneken Huygen de Roy Dogter eene Carolus gulden eens.
Item Cornelis Claessen is schuldig vier Carolus guldens van Kerkenregten van Vader en moeder, die scheldet hij hem guyt (kwijt) sterf hij (zo hij sterft),
Item ordonneert (beveelt) ende wil hij, Testateur, dat alle sijn andere goederen sullen besterven op sijne Erfgenamen, te weten de erfgoederen, gelegen

Kinderen ende Erfgenamen, ende de goederen, gelegen aan deze zijde in Zuydholland, zullen besterven op Dircx van Clootwijks kinderen ende Erfgenamen, bij conditie navolgende, want (zo) Adriaentken sijn tot Almkerk zullen besterven op Renbers en Tinne van Clootwijks Suster maar vier kinderen aftergelaten heeft, ende, sijn drie broeders10) elk ses, zo wil hij dat men de goederen tot Almkerk en in Zuydholand, gelijk en effen goed maken zal in weerderinge (waarderingen) van (door) goede mannen na (naar) quantiteyt ende menigte van hoofden, te weten sijn de goederen in Zuydholland beter en weerder (waardevoller}, zo zal men bijleggen ende beteren de goeder(en) tot Almkerk na menighten van hoofden, ende insgelijks sal men doen, sijn de goeden tot Almkerk beter ende weerder (meer waard), ten eijnde dat sijn Suster ende broeders kinderen sijn goed deylen sullen, gelijkelijk hooft voor hooft, na (naar) den Zuydhollandsche reqten, ende een igelijken gedeelte effen (even) goed sijnde.

Item wil (hij) dat 't zoontken Dircx Dogter van Clootwijk of Adriaan Janssen van Emmikhoven sullen der voorkoop (gelegenheid vooraf te kopen) van sijnen huyse, gelegen tot Almkerk hebben, behouwelik dat sij daar voor geven dat een ander daar voor geven soude. Ende voorts wil hij, Testateur, dese voorsz. deyling ende scheydinge gehouden hebben van sijn Erfgenamen op de privatie van sijn aangedeelte (op zijn eigen deel) hem aankomende van voorsz. Testateur.

Item dat Jacob, sijn Susters Soon, wonende tot Voren (Voorne) sal alleen 't gebruyk hebben van sijnre portie die hem gevallen (toevallen) sal aangesien sijn huysvrouwe alleen ook ‘t gebruik heeft van haare goederen. Na Jacobs dood zal sijn portie besterven aan de regte Erfgenamen van sijn 's moedersweqen ende in gevalle hij, Jacob, een andere huysvrouwe kreeg en die hij nu heeft sterve ende bij die ander kinderen gekreeg (gekregen heeft), soo sal hij sijn portie, van den Testateur aangekomen, mogen verkopen en alieneren (altijd door aanhouden).
Item wil en beveelt hij, Testateur, dat men geen goederen deylen (delen) sal, hauen (houden) of te erven ten zij sijn tegenwoordig Testament eerst voldaan ende geexecuteert is d’minste metten meesten (in haar geheel), d'welke geexecuteert sijnde dat daar na de exequteurs allen sijnen goederen twee maan(den) lank na (daarna) in bande sullen houden.
Item wilde en beval nog Mr. Gherijt, Pastor Testateur voorsz., ingeval hij eenige van de Legaaten voor gedisponeert (geregeld) na immuteerde af of aan doende wederriep ende casseerde (verbrak) of ook na (naar) eenige andere goeden (goederen) maakte (vermaakte), legateerde, besefte (toedeelde) of gave intr. Vivos (gift onder de levenden) ofte causa mortis (wegens overlijdeni in eenige cedullen (cedulen) bij sijn hant beschreven, of bij monde voor getuygen. Dat deselve eminties, vermeerderinge, verminderinge, makinge, cassatie van al sulke ordonantic (bevelen) van weerde gehouden worden sal voor authentiq ende geloovich, (geloofwaardig) of (alsof) sij in sijn tegenwoordige Testament geinserreert (opgenomen) waaren.
Item op dat sijn tegenwoordige Testament ofte uyterste wille volkomelijk ter executie gestelt mag worden heeft hij. Testateur, verkosen, gedeputeert (aangewezen) ende geconstitueert (aangesteld) ende dat voorsz. sullen sijn gewaer (betrouwbaar) seeckere ende geregtigde (rechtvaardige) executeuren ende getrouwe herders, te weten de Eerwaardige goede mannen Mr. Adriaen Strijen, pastor van Wijk, Den Canonjk (kanunnik) tot Heusden Adriaen Dircksen van Clootwijk Scheut van Cappel, Jan Engeberssen de oude van Clootwijk den welken Jan hij beset toebedeelt) drie qauwe (gouden) Guldens voor sijne Arbeyt, ende mij Notaris als een hulpe in handen, ende Dispositie (beschikking) van de welke hij stelde en liet agter alle Sijne voorseijde goeden (qoederen) terstont naar (na) zijn dood te apprehenderen (in bezit te nemen) en aan te veerden (op te nemen) ten effect om alle ende eenen iegelijken voorsz. volkomelijk geexecuteert te worden ende uytgereykt, gevende ende committerende eene iegelijken sijnen executeuren vrij ende volkomen magt ende besonder bevel all en eenen iegelijken sijne goeden (goederen), haave en Erve soo wie ende hoedanig hij de agterlaten al te moogen apprehenderen {in bezit nemen), aan te vaarden, in handen te houden, uyt te reykcn ende te deylen, op te heffen ende te ontvangen, quitantie te geven ende met dien vrij te mogen disponeren, totter geheel executie van allen ende eenen igelijken voorsz. ende ingevallet noot sij, die goeden (goederen) regtelijken, ende anders tegen alle onwilligen ende rebellen te mogen vervolgen en prosequeren (rechtsvervolgingen instellen) sijn tegenwoordig Testament ende uytersten wille ende d'inhoude van dien voor alle regten te beschermen, ende in handen te houden, ende voort alle ende eenen igelijken te seqgen, te doen, t'executeren dewelke tot dese tegenwoordige Testamente ofte uyterste wille volkomen executie nootlijk of anders eenigsints behoorlijk sij, ende op de kosten, van de selve goeden (goederen), welke testamentaire dispositie alsiewel naer regt van testament met en sonder mogen bestaan overmits eenige solemnlteyten (plechtigheden, gebruiken) van regten gecommitteert (opgedragen) waren of uit eenige andere oorzaken, soo heeft hij gewilt, dat 't selve bestaan sal uyt kragte van codicille ofte andere uytersten wille, van pieuse (godvruchtige) en canonyke12) toelatingen, niet tegenstaende eenige locaele municipaelle (gemeentelijke) observantiën (streven naar naleving van regels) ende costuymen (gewoonten), ter contrarie (daar tegenover), waer van ende van iegelijken 't geene voorsz. is den

Testateur begeert heeft ten behoeve van eenen ider die ’t soude mogen aangaen van mij Notaris onderges13)een ofte meer publicque instrument, ofte instrumenten gemaakt te werden.
Gedaan in de groote Kamer van des Testateurs huysinge in ’t dorp van Cappel, in Hollant gelegen onder ’t gesag van Luyk, ter presentie van den genereusen ende magtigen heere Gerrard de Vladraeken, Heere tot Gessen, Jan van Balen, priester tot Tansseldonck, Hendrik Payman van Capelle, ende Willem Haren Pietersen als getuygen hier toe versogt ende gebeden.
Onder stont geschreven als volgt:

Ende ik Jan Michielsen Heythem van Besoyen, priester onder ’t gesag van Luyk bij apostolijke magt, ende rade van Brabant ende Hollant gecomiteerde Notaris, overmits ik in de voorsz. gifte institutie van Erfgenaam, makinge van testament, ende fideï commisse 14) ende voorts in alles anders hier voren genomineert ende genarreert mette getuygen present ben geweest en ’t selve sulcx sien geschieden ende gehoort, so heb ik dit tegenwoordigh publicq instrument met mijn eygen hant geschreven ende ondertekent ende in publique forme gerediqeert, en met mijne gewoonlijcke signature onderteekent tot geloof en getuygenisse van alle ’t qeene voorsz. is versocht
En stont in margine dit teyken
Lager Stond Aldus
Naar (Na) collatie (vergelijking) gedaan tegens (met) den principale, geschreven op perckement, ondergeschreven en geteijkent als boven. Waarvan het Latijn in den voorn. Principalen Testamente gestelt, door den Advocaet Viglius Oom. in Nederduijts getranslateert (vertaald) is, ende is over zulcx in alles daar meede accordeerende (in overeenstemming) bevonden. In orde. Op den XXVI Meij de Anno XVI' drienendartig.
Onderstont: mij Toirconde en was ondertekent
D. Elbo Not. Pub: 1633

Dat dese met Zijne autentiecque Copie van Signatuere, date en onderteijkende van woorde tot woorde accordeert, naar gedane Collatie (vergelijking), getuijge ick, ondergeteekent, Geraerd Verheijden, Secretaris tot Besoijen.
Actum den 22° April 1683
(zonder stond) Quod Atlestor (hetgeen ik hierbij betuige)
Getekent G. Verheijden Secrts: 1683
Naar (Na) gedane Collatie (vergelijking) zoo is deese met zijne principaal ofte Copie authenticq woordelijck bevonden te Accordeeren (overeen te stemmen) in Besoyen op Huijden (heden) den 18de Januarij 1779.
Quod Attestor (Hetgeen ik hierbij betuige) A.G.N.D. Schauts, Secr.
Copie Authentiecq uijt Copie Authentiecq uijt Testament
VanMr. Gerart van Clootwijk
Pastor totCappel
1542
Hartevelt

 

Mr. Geerijt (Gerrit) van Clootwijk overleed in de loop van 1543. Dit blijkt uit een akte van 30 jan. 1544, waarbij Jan van Clootwijk Dircxzn. voor hemzelf, Jacob Petersz als man en voogd van Cornelia Dircx van Clootwijk dochter ende Elisabeth Dircx van Clootwijk dochter, hun zusters, met vorengenoemde Jan, haar broer en voogd, en vervangende gezamenlijk Adriana Dircx van Clootwijk, hun zuster, door overgave van goederen tegen eendere toegiften in geld, zoals recht is, aan Adriaan van Clootwijk hun broeder, uitvoering gaven aan het testament, waardoor ieder alzulke moeren en gronden verkreeg als aan elk van hen aanbestorven is na doode van Mr. Geerijt van Clootwijk, hun oom saliger. Ruim 235 jaren later ontstond toch nog een geschil over de uitvoering van het testament van Pastoor Geerijt van Clootwijk van 1 april 1542.
Dit geschil vloeide voort uit de beschikking in het testament, waarbij een jaarlijkse eeuwige rente van 20 Carolus quldens wordt geopend op en uit vier gheerden Lands en een morgen moerdellen, gelegen in Klein Waspik, om daaruit de kosten te betalen van opleiding tot pastoor aan scholen en/of universiteit van een jongen, die daartoe bekwaam is, afkomstig uit een der geslachten Van Clootwijk, of Neerveen, of Rijswijk of Borghgrave, in die volgorde, waarbij een opvolgend geslacht eerst aan de beurt komt indien er in het voorgaan de geslacht geen geschikte kandidaat is. Mocht er in geen dier geslachten een bekwame jongen worden gevonden en gepresenteerd, dan zullen de Heilige Geestmeesters van Capelle en Almkerk genoemde 20 Carolus guldens ontvangen en verdelen onder de armen van hun parochiën, totdat een bekwame jongen gepresenteerd zal worden (zie het Testament, pag's. 12 en 13).
Op 30 januari 1779 trachtte Harm Adolphus van Sloterdijkck te Geertruidenberg, geattendeerd door secretaris C. Quirijns van de Groote Armen van Capelle op de bepalingen in het Testament van de pastoor Van Clootwijk van 1 april 1542, informatie te verkrijgen omtrent het profijt dat de Heilige Geest of Grote Armen van het legaat zouden gehad kunnen hebben over de tijd, dat niemand is gepresenteerd, die op kosten van het legaat heeft gestudeerd voor de opleiding tot predikant.
Tevens trachtte hij uit te vinden wie de tegenwoordige directie voerde over het legaat en de daaraan ten grondslag liggende goederen.
Uit de ingewonnen informaties bleek, dat de zoon van wijlen ds. Zeijlmans, in leven predikant te ' s Grevelduijn Cappel, genaamd Jan Zeijlmans, koopman te Rotterdam en na diens overlijden diens zoon Dirk Zeijlmans, eveneens wonende te Rotterdam en nog in leven, zich als patronen van het Legaat hebben gedragen.
Omdat hen bekend geworden was, dat sedert Ds. Gerardus Zeijlmans van Selms, predikant te Nieuwveen, zijn studie beëindigd had, niemand ter school gepresenteerd of gezonden is, verzocht C. Quijrijns, secretaris van ’s Grevelduijn Cappel, namens Schout en Schepenen van ’s Grevelduijn Cappel en mede namens de Groten Armen van Almkerk, bij brief van 15 februari 1779 aan de heer Dirk Zeijlmans te Rotterdam hem te informeren over de volgende punten:
1.welk gebruik is in vroegere en latere tijden tot hiertoe van de Testamentaire dispositie gemaakt;
2.welke jongelingen zijn van tijd tot tijd ter school gezonden en over welke jaren hebben zij de beneficie genoten;
3.wordt de administratie ter zake van her. Legaat door de heer D. Zeijlmans alleen of met anderen gevoerd en in welke kwaliteit, en zo niet wie zijn daarmee dan belast.

Overigens deelde Quijrijns mede dat het de bedoeling was deze zaak in ’t vriendelijke te schikken.
Als antwoord op dit verzoek ontvingen de heren Schout en Schepenen van 's-Grevelduin-Capel en de Armzorgers van Almkerk onder dagtekening van 17 februari 1779 antwoord van de heer Dirk Zeijlmans, koopman te Rotterdam, één der toenmalige patronen van het Legaat.
Deze gaf te kennen, dat hij, zonder te willen onderzoeken of hij wel verantwoording aan hen verschuldigd was voor de administratie van het Legaat, door de vroegere door de Testateur aangestelde patronen, evenwel uit beleefdheids oogpunt en om een abuis weg te nemen, waardoor een verkeerde indruk zou kunnen ontstaan jegens de vroegere patronen, de brief beantwoordde. In de eerste plaats zijn Schout en Schepenen en de Armbezorgers kwalijk geïnformeerd alsof sedert de beëindiging van de studie door ds. G.Z. van Selm geen familie- zonen aan de patronen zouden zijn gepresenteerd. De laatste familiezoon heeft zich gepresenteerd anno 1766, wiens verzoek met kennis en "approbatie" (goedkeuring) van de hoogmogende heren is akkoord bevonden. Dit heeft geduurd tot 1769, toen Patronen de uitgaven hebben beëindigd. Sedert dien hebben geen zonen der familiën giften gekregen en hebben de Heilige Geest Armen van ’s-Grevelduin-Capel en Almkerk hiervan "gejouiseerd" (het vruchtgebruik genoten). Daar Patronen het niet de moeite waard achtten om jaarlijks 10 gulden naar ’s-Grevelduin-Capel en 10 gulden naar Almkerk te zenden, hebben zij deze penningen tot honderd gulden laten oplopen en in 1774 aan de armbezorgers van s-Grevelduin-Capel en Almkerk, ieder voor de helft, ieder 50 gulden franco gezonden. De kwitanties voor ontvangst van dit geld zijn in extenso in de brief opgenomen. Voor ’s-Grevelduin-Capelle tekende ds. Theodorus Hijmans, predikant te ’s-Grevelduin-Capelle op 28 oktober 1774 en voor Almkerk Joh. Wilh. Hoog, V.D.M. (Verbi Divini Minister (bedienaar van het goddelijk woord, predikant), aldaar op 16 december 1774. (M.v.Pr.).
Dewijl het sedert dien tijd "nog in dezelfde termen” is, zo vervolgt de heer Zeijlmans zijn brief, zal dit najaar dezelfde gift wederom geschieden aan ieder der voorschreven Armen, 50 gulden
voor de vijf jaren tot 1779 ingesloten. Hoe het mogelijk is dat èn de armbezorgers van S Grevelduin-Capel ên die van Almkerk beide, hiervan onwetend zijn en zelf van deze ontvangst niets hebben kunnen nagaan, laat de heer Zeijlmans ter overweging aan de geadresseerden van de brief over.
Met de woorden, dat hij niet twijfelt of het voorgaande zal voldoen, sluit de heer Zeijlmans zijn brief.
Nu, dit laatste was bepaald niet het geval.
Als secretaris van 's-Grevelduin-Capelle diende de heer C. Quirijns in naam van Schout en Schepenen van 's-Grevelduin-Capelle en van de Arm- besorgers van Almkerk onder dagtekening van 29 maart 1779 de heer Dirk Zeijlmans te Rotterdam als volgt van repliek.
-1. Er bleven bedenkingen, niet zozeer omdat in
's-Grevelduin-Cappel onbekend was dat in de jaren 1766 tot 1769 iemand ten laste van het Legaat ter school is geweest als wel omdat de naam van die Familie-zoon niet wordt medegedeeld. Ook is het geheel onbegrijpelijk hoe daar bij te pas kan komen de kennis en approbatie van de Hoog Mogende Heeren Staeten Generaal, omdat zowel de geïnteresseerde tot dat Legaat als het land, waarop dit gevestigd is, ongetwijfeld behoren tot de provincie van Holland.
-2. Ofschoon onder Almkerk de Diaconie en Groten Armen gecombineerd zijn en uit dien hoofde de betaling wettig is gedaan, is zulks te Cappel niet het geval. De overmaking van het geld met een zelfde brief als aan Almkerk is gezonden aan de predikant, Kerkeraad of Diakonie van
's-Grevelduyn-Cappel en aldaar geïncasseerd met preeteritie van de Grooten Armen, aan wie dezelve nochtans zonder tegenspraak prevative (bij voorrang) behoorden. Vertrouwd werd dat de heer Zeijlmans bij nadere opening van zaken aan de Kerkeraad zonder veel moeite deze abusieve overmaking in ontvangst zou kunnen redresseren (herstellen).
-3. Voorts meende men uit de missieve (brief) te mogen opmaken dat tenminste sedert de beëindiging van de studie door ds. Van Selm, die al sedert vele jaren tot aan het jaar 1765 incluis tot predikant beroepbaar was, niemand ten koste van het legaat ter school is geweest, over welke tussenliggende vacerende jaren geen betalingen (althans niet aan de Grooten Armen van Cappel) zijn gedaan. Ook in Almkerk zijn uit dien hoofde in de rekeningen geen ontvangsten gevonden, uitgezonderd over de jaren 1769 t/m 1774. Zowel s-Grevelduin-Capelle als Almkerk blijven aanspraak maken op uitkering over die voorgaande jaren. En ten aanzien van de Familiezoon die van 1766 tot 1769 ten laste van het Legaat gestudeerd zou hebben wenst men niet alleen de naam
maar ook opgave van de genoemde approbatie ("zo er eenige mogte zijn’’) van haar Hoog Mogenden of wel van Haar Ed. Groot Mogenden de Heeren Stae- ten van Holland en West Friesland, mitsgaders - op kosten van de Groten Armen - een authentique copie om daarover te kunnen oordelen.

"Ondertussen", zo schreef Quirijns, willen wij U Ed alsnog versekeren, dat ’t ons aangenaam sal zijn als de vereffeninge deser saeke in der minne geschikt kan worden en dat wij bij die onderhandelingen niet sullen staan op eenige onbillijke of voor U Ed. onmogelijke prestatiën of verantwoordingen, maar 't sal ons genoeg zijn als wij overtuijgt mogen worden dat U Ed. daer in toebrengt soo veel als aan U Ed. kennelijk (bekend) is, en aan ons openinge gelieft te geven, hoedanig in de uijtreijkeninge voor voorsz. Legaat door voorgen. Patronen in der tijd is gehandelt, waarvan wij niet konnen twijfelen of sullen de nodige bewijsen onder Uw Ed. berustende sijn en waer in wij wegens onse armen soo seer geïnteresseerd zijn, dat wij vermeenen daerop met regt en voldoende reden, door deselve aanspraek te konnen werden gemaekt en dat wij bij ontstentenisse van
"eenige billijke voldoeninge aan deselve "onse authorisati daer toe niet sullen mogen "wijgeren: Dan al 't welke wij liefst sonden willen voorkomen door de vriendelijkste onderhandelingen. En hoopen derhalven eerlang op dese en op de articulen in onse vorige missieve gemelt een volledigen elucidatie (opheldering) en antwoort te sullen erlangen."

Het antwoord van de heer Zeijlmans in zijn brief van 8 april 1779 was niet mis.
Uit de missive van 29 maart 1779 zie ik dat U blieve te verdenken, hetgeen ik in mijn brief van 17 februari naar waarheid berichtte.
Dan ben ik een leugenaar!
Wat heeft men van zo een correspondentie te wagten zo schreef hij. Ik verkies niet mij aan diergelijke meer bloot te stellen. Kunt U mij van een omissie (nalatigheid) overtuigen, U Ed. zult mij verplichten en ik zal mij laten gezeggen, maar ik meen mij nooit op Interrigatoriën (lijst van vraagpunten door één der partijen overgelegd, om daarop de andere te horen) te laten horen.
In een P.S. vermeldde hij, dat hij ds. Hijmans over zijn abuis zou schrijven.
Na ontvangst van deze brief hebben de beide Armbesturen van 's-Grevelduin-Cappel en Almkerk juridisch advies ingewonnen omtrent verder te ondernemen stappen. Zij schakelden daartoe in Adr. Harteveld, notaris en procureur, wonende te 's- Gravenhage op de Bierkaai op de hoek van de Bierstraat bij Glasbury, en advocaat Menso Gordon, procureur bij het Hof van Holland.
Advocaat Menso Gordon meende, dat de beide Armbesturen zeker gerechtigd waren opening van zaken te eisen, opgave van de jongelingen, die ten laste van het Legaat gestudeerd hadden, en uitkering over de jaren dat er geen studenten geweest waren. Hij adviseerde echter alvorens een proces aan te spannen allereerst een Pro Deo-acte (acte om kosteloos te procederen) aan het Hof van Holland aan te vragen. Dat geschiedde dan ook bij request van de beide Armbesturen, begin november1779, ingediend door de advocaat Menso Gordon en procureur Adr. Harteveld. Na de comparitie (zitting waarop partijen verschijnen om toelichting te geven) op 19 november 1779 besloot het Hof van Holland op 14 december 1779 dat de supplianten (de verzoekers - de beide Armbesturen) voor den Hove Pro Deo en zonder gebruik van zegels zouden mogen procederen. Reeds tijdens de comparitie op 19 november 1779 voor de Raedsheren in den Hove van Holland, de mrs. Herman van Hees, Heer Van Berkel en Rodenrijs en Gerard van Minninghen als commissarissen, gaf de heer Zeijlmans te kennen geen ouverture (opening van zaken) en eluciatiën (ophelderingen) te kunnen geven onder pretext (voorwendsel) daarvan ignorant (onwetend) te zijn en geen aantekeningen van vroegere tijden daaromtrent te hebben.
Commissarissen hebben daarop voorgesteld, zonder dat de Armbesturen op enige verdere ouvertures aansturen, dat de heer Zeijlmans in het vervolg de bewuste 20 gulden zal betalen tot zolang er weer iemand zou zijn, die weer voor predikant zou gaan studeren, waarna de betaling wederom zou worden gedaan. In een rechtsgeding zou de heer Zeijlmans met simpel zijn onwetendheid voor te wenden niet kunnen volstaan, maar zich met een eed moeten ex- purgeren (zuiveren). Alzo schreef notaris Harteveld op 20 november 1779.
Maar op 6 december 1779 antwoordden de Armbesturen de heer Harteveld, dat zij met geen mogelijkheid op die propositie (voorstel) van de Commissarissen kunnen ingaan, zulks om de volgende redenen:
-1.het simpele voorwendsel van onwetendheid van de heer Zeijlmans, in kwaliteit van patroon van het legaat, kan de Armbesturen niet ontslaan van hun plicht de belangen van hun arme ingezetenen te behartigen en de verschuldigde betaling van de heer Zeijlmans te eisen;
-2.de Armbesturen gaan niet akkoord met het voorwendsel van onwetendheid. Uit de missieve van de heer Zeijlmans blijkt duidelijk dat de opheldering niet wordt geweigerd uit onkunde maar uit onwilligheid;
-3.De heer Zeijlmans weigert blijkens zijn brief van 8 april 1779 verdere contacten met Schout en Schepenen en de Armbesturen en wil niet op een lijst van vraagpunten antwoord geven;
-4.In zijn brief van 17 februari 1779 durft de heer Zeijlmans Schout en Schepenen van Cappel in overweging te geven zelf maar uit te zoeken hoe het mogelijk is dat Armmeesteren van Cappel en Almkerk onkundig zijn van de betaling van 50 gulden, die zij éénmaal en daarna nooit meer in 1774 ontvangen zouden hebben;
-5.Het voorwendsel van onwetendheid loopt in het oog, waar de heer Zeijlmans in zijn brief van 17 februari 1779 Schout en Schepenen informeert, dat sedert Ds. G.Z. van Selm, predikant te Nieuwveen (in 1752) zijn studie beëindigde, de laatste familiezoon in 1766 (tot 1769) met kennis en approbatie van hun Ed. Gr. Mog. Op kosten van het bewuste Legaat gestudeerd heeft.
-6.De heer Zeijlmans geeft echter te kennen onwetend te zijn van de naam van die laatste famlie-zoon en van de acte van approbatie van Hun Ed. Gr. Mog., daar hij geen aantekeningen daarvan zou hebben. Hij is blijkbaar onwetend of hij alleen patroon is van het legaat en zo neen, wie zijn medepatronen zijn: Blijkbaar is hij ook ignorent hoe hij zelve patroon geworden is.
De Armmeesters van 's Grevelduin en Almkerk weigeren dat te geloven!


Zij geven dan ook opdracht aan notaris Harte- veld om samen met advocaat Gordon een rechtsgeding in te stellen. Zij kunnen niet op de propositie van de Commissarissen ingaan, zonder dat de heer Zeijlmans zijn voorwendsel van onwetendheid met een plechtige eed bekrachtigt. Bovendien dient in een rechtsgeding de eis gesteld te worden, dat de heer Zeijlmans wordt veroordeeld tot betaling van alle kosten van het geding.
Bij een zeer kort daarop volgende brief van notaris Harteveld van 10 december 1779 blijkt de zaak voor de Armbesturen niet zo sterk te staan als men dacht. Nu niet wordt ingegaan op het voorstel van de Commissarissen zal de Acte Pro Deo worden verleend. Echter is intussen uit een extract uit de rekening van de Diaconie van Almkerk en Emmikhoven gebleken, dat het Armbestuur in Almkerk in 1766 wegens het Legaat de somma van f. 200,-- heeft ontvangen; dat zou dus f. 10,— per jaar zijn over 20 jaren. Gevraagd wordt of de Diaconie van 's-Grevelduin Cappel ook zoveel heeft ontvangen. Mocht dat zo zijn dan hebben de heer Zeijlmans en zijn vader weliswaar ten onrechte aan de Diaconie, maar toch aan de armen van Capelle sedert 1746 betaald.
In dat geval zal men de heer Zeijlmans niet kunnen aanspreken wegens verzuim gepleegd door vorige patronen, behalve alleen door zijn vader in wiens plaats hij onmiddellijk is opgevolgd.
In overweging wordt gegeven alvorens een geding in te stellen nog eens met de heer Zeijlmans te praten of hij niet vrijwillig de gevraagde opening van zaken wil geven alvorens zich met een eed te expurgeren (zuiveren!.
Een antwoord op deze brief blijft niet uit.
Zo de inmiddels plaats gevonden hebbende hoge waterstanden met overstromingen en onbruikbare wegen hen niet belet hadden te corresponderen, zouden zij al eerder de brief d.d. 10 december 1779 van notaris Harteveld beantwoord hebben, aldus schreven de Armbesturen van Almkerk en ‘s Grevelduyn Cappel op 7 januari 1780.
De in die brief naar voren gehaalde zaken waren voor hen onbegrijpelijk.
-1.Uit het extract blijkt niet het geringste dat het bedrag ad f. 200,— betrekking heeft op het Legaat en er zijn geen jaren vermeld waarover de betaling zou lopen. Alleen is gebleken, dat in 1766 de som van f. 200,-- en in 1767 de som van f. 22,— door de tweede en derde hand te Almkerk gekomen is van de heer Joh. Zeijlmans, de vader van de tegenwoordige patroon Dirk Zeijlmans.
-2.Waarom heeft de heer Dirk Zeijlmans in zijn brieven van 17 februari 1779 en 18 april 1779 daarvan dan geen melding gemaakt? Dat zou toch in zijn belang zijn geweest!
-3.Men zou schier moeten geloven dat deze heer werkelijk ignorant is omtrent de handelingen van vorige patronen.
-4 . Armmeesters van Almkerk hebben ook getwijfeld aan de som van f. 222,— totdat zij van goeder hand zijn geïnformeerd, dat de heer
Dirk Zeijlmans zelf heeft verzekerd, dat wijlen zijn vader enkel uit toegenegenheid voor de Armen van Almkerk die som heeft gezonden, dus onverplicht en niet in de qualiteit van patroon.
-5.Een en andermaal is bij de Grote Armen van Cappel en bij de Diaconie-Armen van Cappel onderzocht of, behalve de bekende f. 50,—, uit hoofde van het Legaat, nog meerdere gelden zijn ontvangen. Dit bleek niet het geval.
-6.Ook Schout en Schepenen van S Grevelduyn Cappel zijn onbekend met de ontvangst van meerdere gelden .
-7.Noch bij de Armbesturen van S Grevelduyn Cappel en Almkerk noch ter secretarie van Almkerk of ter secretarie van S Grevelduyn Cappel was iets bekend omtrent het Testament van pastoor van Clootwijk. Eerst op 18 januari 1779 is men te Besoyen een copie van het testament machtig geworden. Daarom kon men ook niet prejudiciëren (tevoren een handeling verrichten) op de ontvangst van gelden.
-8.In het midden latende of de Armbesturen recht hebben op hel doen van rekening en verantwoording door patronen, zijn zij van oordeel, dat patronen verplicht waren, zo lang er niemand op dat Legaat studeerde ('t welk hun bost bekend was), die penningen over te maken of te schrijven, dat die bij hen konden ontvangen worden.


Daarom verzoeken de Armbesturen notaris Hartevelt en advocaat Gordon deze zaak hoe eerder hoe beter voort te zetten en provisie van Justitie tegen de heer Zeijlmans te verzoeken.
Desniettemin kunnen zij er zich mee verenigen, dat genoemde heren bij de heer Zeijlmans onderzoeken of hij in 't vriendelijke de gevraagde opening van zaken wil geven.
Al op 19 januari 1780 antwoordt notaris Harteveld hierop, dat uit het extract van de Diaconale rekening van Almkerk blijkt, dat de f. 222,— uit hoofde van het Legaat is ontvangen en niet uit genegenheid en dat in de laatste post alles is gespecificeerd. De heer Dirk Zeijlmans heeft in zijn brieven niet over deze f. 222,— gerept, omdat hij meende niet verplicht te kunnen worden mededelingen te doen over vroegere patronen. Daarmee blijven de bedenkingen var. Harteveld en advocaat Gordon bestaan om een rechtsgeding aan te spannen. Op 4 maart 1780 deelt notaris Hartevelt mede, dat hij een onderhoud hoeft gehad met de heer D. Zeijlmans.
In eerste instantie verklaarde deze "gantsch en gaar buiten staat te zijn de gevergde ouverture" te geven en bereid te zijn dit met een solem- nelen (plechtige) eede te bekrachtigen. Maar al pratende werd vervolgens de volgende overeenstemming bereikt:
Ten eerste betaalt de heer Zeijlmans de verschuldigde f. 100,— over de periode 1774-1779 en vervolgens is hij bereid "onder approbatie (goedkeuring) van den Hove de respectieve Armen voor altoos uit te kopen met de somma van 100 Ducaten. De heer Hartevelt adviseert hierop in te gaan omdat de "interessen" (opbrengsten) daarvan telke jare genoegzaam de revenuen van het bewuste Legaat opbrengen, temeer daar dan blijvend daarvan kan worden genoten, terwijl het thans kan voorkomen dat ingeval van studie voor predikant door een familiezoon het Armbestuur gedurende jaren van het Legaat geen inkomsten heeft.
Hoe aanlokkelijk dit voorstel ook is, de Armbesturen wijzen dit bij brief van 24 maart 1780 af:
-1.Zij blijven twijfelen of de f. 222,— die Almkerk ontvangen heeft wel voortgevloeid zijn uit het Legaat. Waarom heeft Capelle dan ook niet dit bedrag ontvangen? De heer Zeijlmans heeft in de gepasseerde zomer te Capelle gezegd, dat zijn vader de f. 222,-- uit genegenheid aan Almkerk heeft overgemaakt. Gevraagd waarom dit bedrag ook niet aan Capelle is overgemaakt antwoordde hij of men niet bevoegd zou zijn aan de een of andere Arme iets te geven zonder daarvan redenen op te geven.
-2.Nadat Ds. Van Zelm in 1752 zijn studie had voltooid, heeft er tot 1766 niemand op dat Legaat gestudeerd. Over die 15 jaren menen de Armbesturen recht te hebben op f. 300,— (15 jaren ad f. 20, — ).
-3.De heer Zeijlmans noemt noch de naam van de familiezoon noch de datum van het octrooi van Hun Ed. Gr. Moqenden, waarop deze van 1766-1769 op het Legaat gestudeerd heeft. Ook geeft hij geen copie van dat octrooi.
-4.Indien de 100 ducaten tegen de penning 4 zouden kunnen worden uitgezet en dat is ongewis, is het niet zeker dat de f. 20,— van het Legaat zullen worden geëvenaard.
-5.De Armbesturen voorzien, dat er in de toekomst geen of zeer weinig jongelingen op kosten van het Legaat zullen studeren, terwijl overigens de f. 20,— per jaar eeuwig vast staan.
-6.De Armbesturen zouden zich in het begin al hebben laten vinden om op een redelijk akkoord de zaak uit de wereld te helpen, maar omdat Zeijlmans geen opening van zaken wilde geven onder voorwendsel onwetend te zijn en niet meer met de Armbesturen wilde corresponderen, zijn er veel kosten gemaakt moeten worden voor consult en rechtskundig advies, die op de 100 ducaten in mindering zouden moeten worden gebracht.


Op deze gronden berust de afwijzing van het voorstel van de heren Hartevelt en Zeijlmans. Maar omdat de Armbesturen de gehele zaak op de minzaamste wijze zouden willen vereffenen, zonder dat de heer Zeijlmans bij plechtige eed behoeft te verklaren wegens onwetendheid geen opening van zaken te kunnen geven, zullen zij daarin berusten, zonder hem ooit nog daarover lastig te vallen, mits hij:
•alle gemaakte onkosten vergoedt;
•de verschuldigde uitkering ad f. 100,— over de jaren 1774-1779 betaalt;
•f. 300,— uitkeert over de jaren 1752-1766;
•zich verplicht om over elk jaar, waarin niemand ten laste van het Leqaat studeert, de revenuen van het legaat uit te keren.


Mocht de heer D. Zeijlmans niet met dit voorstel akkoord gaan, dan voelen de Armmeesters zich verplicht bij de Ed. Hove provisie van Justitie te vragen.
Zij berusten liever in de uitspraak van het Hof dan akkoord te gaan met het voorstel, verwoord in de brief van de heer Hartevelt, dat de Armmeesters van Capelle niet zouden kunnen noch durven verantwoorden aan hun Magistraat en Armbezorgers van Almkerk niet aan hun gemeente.
Deze brief is ondertekend door:
-Wouter van der Pol, Seger Pellekaan en Wouter Verheyden als Armmeesters van Cappel en Magiel de Roon als Armmeester van Cappel (waarschijnlijk is hier bij het ccpiëren van de brief een vergissing gemaakt en moet dit laatste Almkerk zijn in plaats van Cappel. (M.v.Pr.).
-Notaris Adr. Hartevelt en Advocaat Gordon geven in hun brief van 5 april 1780 te kennen verrast te zijn, dat hun voorstel, gedaan in de brief van Hartevelt van 4 maart 1780, dat, naar hun nog voorkomt, niet de minste aarzeling verdient, niet is geaccepteerd. Nochthans willen zij - hoewel zij hiervoor niet kunnen instaan - Zeijlmans voorstellen zijn propositie tot f. 600,— te verhogen.
Ingeval de Armbesturen ook dat niet accepteren dan kunnen Hartevelt en Gordon geen vrijheid vinden deze zaak verder waar te nemen en een fatsoenlijk man in een zaak als deze, waarin de aller- aannemelijkste propositién |voorstellen) gedaan worden, met een proces Pro Deo te vexeren (lastig te vallen, te kwetsen).
Opmerking: Het is merkwaardig, dat Hartevelt en Gordon in hun brief van 5 april 1780 niets vermelden over het voorstel van de Armbesturen, gedaan aan het slot van hun brief van 24 maart 1780.
(M.v.Pr.)
Vervolgens maken de beide Armbesturen van S Grevelduijn Cappel en Almkerk een Memorie Instructief "op betreffende seecker Jaarlijks "Legaat van 20 guldens bij (door) M:. G‘. "van Clootwijk, in leeven Pastoor van de "Kerke van Capelle in Holland, gemaakt bij "sijn Testament van den 1“‘ April 1542."
In deze memorie geven zij een volledig overzicht van de gang van zaken tot dusver, zoals hierboven is vermeld en leggen zij "Den Hove van Holland" de vraag voor, "de zaak in deze staat "zijnde, door welke middelen die van s Grevelduijn Capelle en Almkerk gevoeglijk "tot hare Intentie souden kunnen geraken en "speciaal "of zij uit kragte van 't Testament van "M . G1. van Clootwijck geregtigd sijn, om "van de thans fungerende Patroonen te vorderen "en in Regte te vervolgen de Poencten (punten) "in hare eerste missieve van den 15 februar "1779 gevraagd, dan of sij verpligt sijn, om "van hare kant te bewijsen over welke Jaaren "geen Jongeling ter Schoole gezonden is en "specifice (in het bijzonder) over die Jaaren "de uitreikinghe van 't Jaarlijks Legaat te "vorderen, onder kortinge van 't gene blijken "of verder aangetoond zal kunnen worden daarop "reeds betaalt te zijn."
Hieruit blijkt dat de Armbesturen, meer nog dan op geld voor hun arme cliënten, stonden op handhaving van hun rechten en opening van zaken.
Bij het adres voegen zij het Extract uit de Diaconie-rekening van Almkerk en Emmickhoven, gedaan in de jaren 1766, 1767 en 1774, luidende ais volgt:
-In den Jaere 1766 doet Adriaan Sprangers in qt (qualiteit) als Diacon Almkerk D10 (diaconie) sijne Reekening en brengt in ontfang deese volgende Post:
De rendant (verantwoordelijke kassier) heeft ontfangen eene somma van twee hondert gulden, uijt handen van Pieter Soethout, als besteller, te S Grevelduyn Cappelle, ten behoeve der Diaconie Armen van Almkerk, ingevolge van een missieve gedateert S Duyn Cappelle den 30 Juny 1766, geteekent D. Zeijlmans, gesonden, ook aangeteekent alhier m 't kerkeboek.
dus. F 200-0-0
-In den Jaere 1767 doet Corneli3 Swart in qt (Oualiteit) als Diacon van Almkerk Dle Sijne Reekening en brengt in ontfang dese volgende post:
De Rendant heeft ontfangen eene Somma van twee en twintig gulden uyt handen van Pieter Soethout, als bestelder, welke bij hem Sijn ontfangen van de heer Coets, welke bij missive melt bij hem te sijn ontfangen van J. Zeijlmans te Rotterdam dus F 22-0-0
-In den Jaere 1774 doet Antony Camerman m qt als Diacon van Almkerk D " Sijne Reekening, en brengt in ontfang dese volgende post:
Ontfangen van de Hr Johan Zeijlmans te Rotterdam als oudste pastoor (patroon?) en Rectoor van Seecker Legaat van twintig gulden bij de H M'. Gerard van Clootwijk in den Jaere 1542 gemaakt, eene Somma van vijftig gi’, den H. Geest Armen van Almkerk, welke thans met onse Diaconie Armen gecombineert is en 't selve Legaat, competeerende voor den tijd van vijf Jaeren tot anno 1774 ingesloten dus F 50-0-0

In weerwil echter van hetgeen notaris Harte- velt schreef, blijkt hieruit niet dat, de gemelde f. 222,— betrekking hadden op het Legaat.
Naar aanleiding van het adres van de beide Armbesturen is, toen aan de heer Zeijlmans kennis was gegeven van de Pro Deo-acte om kosteloos te procederen, door deze gelegenheid gegeven tot nadere onderhandelingen. De requiranten, de beide Armbesturen, werden bijgestaan door hun adviseurs, notaris en procureur Hartevelt en advocaat Menson Gordon. De gerequireerden - behalve de heer D. Zeijlmans bleek nu ook ds. Gerard Zijlmans van Selms, predikant te Nieuwveen onder Rijnland, als tegenwoordig patroon en rector van het Legaat te fungeren - werden geassisteerd door de procureur Mr. Leor.ard Thomeeze.
Men kwam met onderling genoegen tot de volgende overeenstemming (onder voorbehoud van instemming van de overige familie en overigens van goedkeuring van het Hof) om te komen tot afsnijding van alle verdere hatelijke en onaangename procedures welke tussen de Requiranten en Gerequireerden in derselven qualiteit of derzelver successeuren zouden kunnen ontstaan:
Vanaf het jaar 1774 tot heden en in infinitum (tot in het oneindige) zullen de voornoemde Heilige Geest Armen van S Grevelduyn Cappelle met die van Almkerk tesamen ieder jaar uit de voorsz. fundatie genieten twintig Carolus gulden van veertig grooten (stuivers) het stuk. Tot naarkoming van het voorsz. geconvenieerde zal verbonden zijn en blijven het voorsz. Vicariland, geleegen te Klein Waspik in de Langstraat, met dien verstande nogtans dat het aan Patronen in der tijd vrij zal staan met qoedvinden van de Familie, het voorsz. Vicarygoed van deselve Rent van twintig Caroli Guldens 's jaars te ontheffen, mits daarvoor ander goed onderpand, ten genoegen der Requiranten off hunnen successeuren (opvolgers) verbindende. Voorts zullen de Gerequireerden in de onkosten reets door de requiranten gemaakt, betaalen vier en tachtig Guldens; alles uitwijzens het verbaal hierna qeinserreerd (opgenomen) en de acte van qualificatie (rechtskundige omschrijving van het geschilpunt), den Hove geexhibeerd (overgelegd). Daartegenover zullen de Requiranten afzien van al-
le actiën, pretensien (vorderingen) en sustenuen (beweringen), welke zij, behalve het tegenwoordig geconvenieerde (overeengekomene), ten laste van de gerequireerden en derzelver Preesucccesseuren of Successeuren (opvolgers) nu of ooidt op het voorschreven Vicarygoed of de beheersing van het selve zouden hebben kunnen of willen voeren of institueren (instellen).
De familie verleende haar qoedkeuring aan deze overeenkomst.
De familieleden, die dat met hun handtekening bekrachtigden, waren:
-C. Bosch te Nieuweveen
-S. Quiss te ’s Grevelduyn Capel
-W. van Selm te Waspik Pieter du Bois te Waspik
-C.S. van Fokkenbergh te Alkmaar
-C.G. Hend10* Specht te Rotterdam
-Pieter Zeijlmans Jz. Raamsdonk

Op 12 maart 1781 comparerden partijen voor de Heeren Mrs. Herman van Hees, Heere van Berkel en Rodenrijs en Gerard van Minninghen, Commissarissen van het Hof van Holland teneinde het overeengekomen verbaal (mondeling) verder te perfectioneeren en te sluyten.
Het Hof van Holland verleende op 21 maart 1781 goedkeuring aan de overeenkomst en veroordeelde partijen tot nakoming daarven.
Men mag - dunkt mij - concluderen, dat zoals zo vaak het geval is, de berg wederom een muis had gebaard.
De Armbesturen gingen in zoverre er op vooruit, dat zij vanaf 1774 elk jaar twintig gulden zouden genieten ongeacht of er een familiezoon was die voor predikant studeerde. Maar zij dachten zelf al, dat zo'n situatie zich niet meer zo licht zou voordoen en in dat geval zouden zij immers reeds de twintig gulden 's jaars genieten. Gaat men daarvan uit dan maakte het ook voor de Patronen
(heter gezegd het bij Testament ingestelde fonds) geen verschil; dan moest immers ingevolge het Testament toch al uitkering plaatsvinden aan de Armbesturen.
Bronnen:
•Het oud-archief der v.m. gemeente Capelle, zich bevindende in het archief van Waalwijk;
•Het artikel van J. v.d. Hammen omtrent de oudste geschiedenis van ’ s-Grevelduin-Capelle, opgenomen in het Tijdschrift Taxandria, jaargang 1923.