Bron: https://www.delpher.nl/

Download het orginele kranten artikel

HET NIEUWSBLAD VAN HET ZUIDEN VAN DONDERDAG 24 DECEMBER 1959.

KERSTNACHT 1944: JAN DE ROOY SPAARDE BRABANT VOOR RAMP

Voor onze vrijheid gaf hij zijn leven

Even plotseling als de verschijning van een meteoor aan de hemelkoepel was het artillerie-bombardement begonnen in die kerst nacht van 1944. Uit duizenden kanonnen spatten de projectielen het duistere luichtruim in. Alles daverde, alles bonkte, alles schud de en zinderde. Aanhoudend lichtte de rossig-blauwe gloed der explosies. En haast iedere seconde, ieder ogenblik tekende zich daarbij in de snel verlopende schaduwen de silhouetten af van de Canadezen, gehurkt achter hun batterijen. Het allesovertreffende krijgsgeweld waarmee de bijna serene stilte van de kerstnacht aan stukken werd gescheurd, rukte de mensen in de Langstraat uit hun slaap. Wat zou er toch gaande zijn fluisterden ze tegen elkaar of in zichzelf. Dit had men nog niet eerder beleefd. Het leek wel of de hel was losgebarsten. Het angstwekkende gegier, het gegil en gefluit, het waanzinnige gedreun en scherpe geknal deed hen de adem inhouden

Artikel Jan de RooijVloedgolf van verschrikking

De doffe inslagen aan de overkant verklaarden de richting van het vuur.Het waren „de onzen” die er op loshamerden; men wist zich beschermd en beveiligd. En velen peinsden: nu gebeurt het, de Canadezen rukken van nacht de Maas over ... Ja, zo dacht men. Haast niemand kon bevroeden,dat het juist de vijand was die gereed stond de geallieerde stellingen te over rompelen.
Ook in het Land van Heusden en Altena had de vloedgolf van verschrik king de mensen uit hun slaap gerukt.Men was ontnuchterd, ontsteld, want men had durven hopen op wat rustiger dagen en nachten. En inderdaad aan het Maasfront waren de activiteiten beperkt gebleven tot een enkele felle roffel uit een mitrailleur en de zwiepende knal van een geweer. Wel voerden de Duitsers de laatste dagen zwaar materiaal aan, maar dat moest dienen voor een op handen zijnd offensief, daarvan hadden de meesten geen weet.Neen, velen rekenden op een betrekkelijk vredige Kerstmis. Maar nu, het leek wel of de wereld verging. Verschrikt moesten de inwoners van Dussen,Hank, Nieuwendijk, Dvongelen en andere plaatsen ijlings een schuilplaats zoeken tegen de granatenregen.

Gekraakt door spervuur

De Duitse stellingen werden gekraakt door het spervuur dat de geallieerden lanceerden vanuit de Langstraat.Kanonnen, tanks en stormboten werden versplinterd en tot knoestig staal verbogen. De oordelijke Maasoever bij het Capelse veer was één grote zieden de kolk van opspuitend vuur, zand en staal. Alles werd aan flarden geschoten, geruineerd.Soldaten werden „weggemaaid”. In het achterland brandden spookachtig getroffen huizen en boerderijen.De Duitsers zagen in vertwijfeling en met ontzag hoe hun zorgvuldig voorbereidde „sprong over de Maas” bij Keizersveer en Capelle in de richting Antwerpen werd verijdeld. Verijdeld, dankzij het moedige werk van de 21-jarige verzetsstrijder uan de Rooy uit Sprang-Capelle.
Jan de Rooy — al veel en vaak ls over hem in patetische en bloemrijke taal geschreven. Hij was een eenvoudige knaap, oprecht en hartelijk; de jongste uit een gezin van vier kinderen.
Jan werkte op een schoenfabriek in Kaatsheuvel en hij zou dat vandaag de dag nog hebben gedaan als de oorlog niet was gekomen.

Geen zucht naar avontuur

Want zucht naar avontuur was hem vreemd en evenmin streefde hij naar een andere bestemming. Hij was tevreden en deed zijn plicht In ’42 echter moest Jan met vele anderen de fabriek verlaten om in Duitsland te gaan werken. Aan de „Arbeitseinsatz” viel niet te ontkomen. Hij kwam ook in Polen en Frankrijk terecht. Tenslotte had hij het geluk weer naar Nederland te kunnen terugkeren, met verlof. Jan nam de gelegenheid waar en dook onder. Tegen z’n ouders zei hij „Als ik terugga kom ik er niet meer levend vandaan”. Vrijwillig sloot hij zich aan bij de verzetsen spionage-groep „André”, die onder leiding stond van de heer A. L. van Wijlen te Sprang-Capelle. Jan nam deel aan verschillende acties en het liep allemaal goed af. Eind oktober kwamen dé „Tommies”. De bevrijding in het zuiden reeds lang verbeid, was er. Hier en daar hadden de Duitsers nog geprobeerd de aanstormen de geallieerden terug te werpen, maar alle verzet, hoe fanatiek ook, bleek vruchteloos. Steeds weer moesten ze
wijken, wanordelijk en gehavend. Maar Hitlers’ legioenen waren nog lang niet geveld. En de Britse strategen begrepen maar al te goed dat een strijd in het rivierengebied een bloedige en lang durige zou worden. Daarom staakte men de opmars bij de Bergse Maas. Er waren andere en betere wegen om de Duitsers op de knieën te krijgen. Noord- en midden-Nederland bleef dus voorlopig onder de knoet van de bezetter. De groep „André” begon met het organiseren van „crossings” in de Biesbosch. Spionnen gingen naar de over zijde en schaduwden de bewegingen van de vijand. Berichten werden in code overgeseind, rapporten uitgebracht. Alles kwam terecht bij kapitein van Wijlen,die het nieuws steeds onmiddellijk door gaf aan de geallieerde legerleiding. Begin december bleek het noodzakelijk dat de spionage in het Land van Heusden en Altena verscherpt werd en dat er steun kwam voor de daar al eerder aangekomen verzetsmannen.
Hoekstra én De Rooy zouden voor zien van een zender en de nodige munitie en wapens met de schippers Piet van den Hoek en Arie van Driel de oversteek wagen. Al eerder hadden ze het geprobeerd, maar de „moffen” waren op hun hoede geweest en ze hadden snel de aftocht moeten blazen om aan het machinegeweervuur te ontkomen.

„Jan, weet wat je doet”

Even voor Sint Nicolaas waagden zij het opnieuw. Vader en moeder De Rooy hadden bezorgd gekeken toen zoonlief een beetje trots kwam vertellen dat hij weer op pad moest en dat het nu wel even kon duren voor ze hem weer terugzagen. „Jan, weet je nou goed wat je doet?” had De Rooy gezegd. „Je gaat naar een onvrij gebied”. „Och vader”,was z’n enige commentaar geweest, „Het moet toch iemand doen. anders blijven we hier met die moffen zitten”. Voordat Jan de deur was uitgegaan, had z’n moeder hem nog wat lekkers toegestopt, voor de Sinterklaas, want hij kon er niet bij zijn dit keer ...
Voor ze die nacht zouden vertrekken,was Jan nog even naar burgemeester Smit gegaan, die eveneens deel uit maakte van de verzetsgroep. Een tikje nerveus had Jan aangebeld. En de burgemeester, vriendelijk en welwillend als altijd, had gezegd: „kom d’r in jongen”. Even hadden ze een praatje gemaakt en de situatie nog eens bekeken. Toen had Jan schielijk in z’n zakken getast. Een kartonnen
doosje gleed naar buiten. Hij hield het de heer Smit geopend voor. „Astublieft burgemeester, ik had ze graag bewaard voor u tot de algehele bevrijding, maar het zou wel eens kunnen zijn dat ik
niet meer terugkwam en daarom ..." Voorzichtig keurend hield de burgemeester ze tussen twee vingers tegen het licht omhoog: een ouderwetse „Ritmeester” sigaar, toen wel tien gulden of meer waard ...

Veilig aan de overkant

Dit keer ging het beter. Ze waren aan de salvo’s van de Duitsers ontsnapt en ze hadden veilig de overkant bereikt. In het duister van de nacht waren de mannen in het Drimmelse haventje van wal gegaan. Kapitein „André” had ze er met z’n wagen heengebracht. Een stevige handdruk was het laatste geweest. Maar nog lang had Van Wijlen hen op het aanlegsteigertje staan nastaren,luisterend naar het wegstervende geluid van de plassende riemen. Bij de familie Koekkoek in Dussen vond Jan een onderkomen. Op dé hooi tas in de nok van een schuurtje achter de boerderij installeerde hij z’n zendertje. De Koekkoeks wisten dat ze een gevaarlijk spelletje speelden, maar Jan had hen op het hart gedrukt bij een eventuele inval nooit te bekennen dat ze iets van die zender hadden afgeweten. Ook hij zou dat de Duitsers zeggen, als het eens mis mocht gaan. Dagelijks speurde Jan de wijde omgeving af, hij ontving berichten van collega’s en seinde ze door. Niemand koesterde argwaan, ook de Duitsers niet. Ze zagen de spiedende knaap als een doodgewone boerenknecht. Tegen omwonenden had hij verteld dat hij nog gauw wat jongvee naar huis had willen halen, maar hij kon net de Maas niet meer over, hij was te laat geweest ...
Ze mochten hem best die Sprangse boerenknecht, daar in Dussen en om geving. En ook de Duitsers vonden hem een aardige kerel. Toen er ijs kwam ging Jan heel gemoedelijk met hen een baantje leggen. En als ze eens pech hadden met hun wapens, dan was hij er bij om ze, zo nodig, een handje te helpen ... In de vroege ochtend van zaterdag 16 december brachten de Duitsers de wereld in opschudding. Von Rundstedt brak met groot geweld door het geallieerde front in België, dat als een kaartenhuis bezweek. Een hevig offensief ontbrandde in de Ardennen. Bijna dertig devisies had Hitler in zijn radeloosheid voor deze kracht toer bijeengebracht. Het doel was via de Maas zo snel mogelijk Antwerpen te bereiken, zodat Eisenhower’s strijdkrachten in tweeën zouden worden gedeeld. Het was Hitler’s laatste troef. Strategisch was het doel de moeite waard. En mocht men er niet direut in slagen Antwerpen te bereiken, dan zou er met dit offensief toch tjjd gewonnen kunnen worden. En dat was voor de Duitsers van veel belang. Immers, er zouden dan troepen beschikbaar komen ter versterking van het oostfront. En bovendien zou de verkregen tijdwinst mede van belang zijn met het oog op het gereedkomen van nieuwe geheime wapens,straaljagers en onderzeeboten.

Het verste punt

Over een front van honderd kilometer rukten de Duitsers op. Diep drongen zij België binnen en op de negentiende december was de situatie al zo précair, dat de Engelsen voorbreidingen troffen voor de verdediging van Brussel ... De geallieerden stelden zich defensief echter zeer juist in. Een paar dagen later slaagde Montgomery er in de situatie op de noordflank meester te worden. Voor Patton kwam toen het sein voor een geweldige tegenaanval in het zuiden. Op eerste Kerstdag stonden de Duitsers zes kilometer van de Maas. En het was het verste punt dat ze bereikten, want toen sloeg het weer
om en kon de geallieerde luchtmacht op grote schaal in actie komen. Von Rundstedt’s offensief bloedde dood.
Van alle kanten werden de Duitsers teruggeslagen en ze leden zware verliezen. Op 26 januari stonden ze weer precies op de plaats waar op 16 december de aanval werd begonnen. Hitler verloor circa 120.000 man aan docjjen, ruim 1600 vliegtuigen, 600 tanks en 6000 motorvoertuigen. De verliezen van het Amerikaanse leger waren: 8400 doden en 67000 gewonden en vermisten. Cijfers die de waanzin van een oorlog demonstreren. Maar de getallen zouden hoger zijn geweest als generaal Student’s plannen in Nederland niet te elfder ure getorpedeerd waren. In het Land van Heusden en Altena brachten de Duitsers tegen Kerstmis een legermacht bijeen van 16000 man. Tanks en ander zwaar materiaal rolden in een onafgebroken stroom over de wegen. In Dussen alleen al lagen 1600 soldaten. Jan de Rooy kreeg alarmerende berichten door over troepen concentraties en artillerieopstellingen. De geallieerden in Zuid-Nederland waren totaal onkundig van het op handen zijn de gevaar. Zondag 24 december verlieten dan ook de Canadezen de Langstraat om deel te nemen aan de strijd in de Ardennen. Een Poolse afdeling kwam voor hen in de plaats, maar de bezetting was zwak, uiterst zwak. Jan zag het gevaar. Hij had vrij nauwkeurige gegevens verzamel1 en in de prille ochtend van vrijdag 22 december klauterde hij weer het laddertje op om in de nok van het schuurtje het bericht door te seinen aan Dick Flemming, een student die met een ontvangertje boven in het oude raadhuis zat te Capelle. Johan Koekkoek had hem gewaarschuwd. Rondom de boerderij wemelde het van de moffen. Maar Jan nam het risico, het moest, het was zijn plicht.
En Dick Flemming noteerde, noteerde ...

Een projectiel naderde

Toen Dick klaar was ging hij naar beneden. Op het toilet tuurde hij enkele ogenblikken door het raampje. Heel in de verte, aan de horizon, kwam iets snel naderbi|: een V-l. Weldra ook was er het angstwekkende, jagende gebrom van de motor. Flemming zag het ding aankomen. De bom vloog laag en hij maakte een flauwe benedenwaartse helling. Toen het „monster” levensgroot op het raadhuis af kwam dook hij weg achter een zware binnemuur. Eén sekonde ... en toen stortte de wereld rondom hem in. Hij kreeg een opgeblazen gevoel en het werd een paar minuten heel donker. Dick lag als het ware vastgenageld tussen meters dik puin. Hij schreeuwde om hulp en probeerde zijn been omhoog te trekken, maar hij was machteloos. Even later stond dokter Verhey voor hem, wiens noodwoning ook de lucht was ingegaan. Flemming werd uit het puin bevrijd, maar ze waren nog maar amper bij hem of hij trok steunend een schrift uit zijn jaszak. „Hier,breng dit naar Van Wijlen, snel, heel snel, het is van kapitaal belang”. Dick Flemming (thans ingenieur te Zutphen) had zijn plicht vervuld. Met een gebroken bovenbeen werd hij naar het ziekenhuis in Tilburg gebracht,waar hij maanden heeft gelegen.
Kapitein „André" aarzelde geen moment. Linea recta werden de geallieerde bevelhebbers van de situatie op de hoogte gebracht. Er kwamen verkenningsvliegtuigen naar het Land van Heusden en Altena.
En de Canadese divisie, die al bij Eindhoven was, maakte rechtsomkeert. In de Kerstnacht begonnen de kanonnen in de Langstraat te bulderen. Het gevaar was afgewend. De Duitsers waren woedend. Ze hadden begrepen dat er spionage werd bedreven. Na enige dagen ontdekten ze de zender bij de familie Koekkoek. Jan was afwezig, op weg naar Werkendam met geheime berichten. Johan Koek koek, zijn broer en zijn vader werden als gijzelaars vastgehouden in de nabij gelegen school. De vrouwen werden thuis onder bewaking gesteld. Het verschrikkelijke nieuws ging als een lopend vuurtje door de streek. Iedereen begreep dat de Koekkoeks niet aan het vuurpeloton zouden ontkomen. Ook Jan hoorde wat er gebeurd was. Een golf van ontzetting sloeg door hem heen toen men hem op de hoogte bracht. Een ogenblik leek het alsof de wereld onder z’n voeten wegzonk. Nóg was hij vrij, nóg kon hij een veilig heenkomen zoeken. Maar neen, dat mocht niet. De Koekkoeks moesten gered worden. De weg terug naar Dussen werd de zwaarste en moeilijkste gang van zijn leven. Hij wist wat hem te wachten stond. Maar hij aarzelde niet. God gaf hem kracht. Toen hij de Duitse wacht posten gepasseerd was, was er geen terug meer mogelijk.

Juffrouw Boenders sloot gordijnen

Na een scherp verhoor namen de Duitsers hem mee naar buiten en zetten hem tegen een boom. Mejuffrouw Boender, onderwijzeres aan de Christelijke school te Dussen, zag het aan door het raam van een huis. Jan stond daar opvallend rustig en in volkomen overgave. Het leek er even op alsof hij zou worden gefusilleerd. Mejuffrouw Boender had daarom de gordijnen dicht gedaan ...
Jan de Rooy werd op 4 januari in Amsterdam terechtgesteld. Daarvóór heeft hij nog ongeveer een week in een cel te Utrecht gezeten met een student uit Zeist. Jan had hem gevraagd of hij zijn ouders wilde gaan vertellen dat hij wist zijn plicht gedaan te hebben. Hij zou naar een betere wereld gaan. Het is al weer vijftien jaar geleden dat deze gebeurtenissen zich afspeelden.
De tijd gaat snel en men vergeet. Maar toch, de legendarisch geworden naam Jan de Rooy zal blijven voortleven. Nog vaak zal over hem gesproken worden, de eenvoudige jongen uit Sprang, die niet zocht naar roem of grootheid, maar die, toen het er op aan kwam, het hoogste gal wat een mens te geven heeft, zijn leven.