Zoals uit het voorgaande blijkt, kwamen in de nieuwe gemeenteraad uit de voormalige gemeenten Capelle 5, Sprang 4 en Vrijhoeve-Capelle 2 leden. Tot wethouders werden benoemd J. van der Hoeven (voorheen raadslid van Capelle) en G.J. van Willigenburg (voorheen raadslid van Sprang).
De gemeentesecretaris van Vrijhoeve-Capelle, D. van den Berg, werd gekozen tot de eerste secretaris van Sprang-Capelle. De gezondheidstoestand van de beide andere secretarissen liet te wensen over, hetgeen niet wegnam, dat de oud-secretaris/ontvanger van Sprang, J.L. van Santen, tot gemeente-ontvanger van Sprang-Capelle benoemd werd.
Tot slot werd na een langdurige bespreking besloten de zetel van het bestuur en de secretarie voorlopig in het raadhuis van de voormalige gemeente Capelle onder te brengen.

Kwestie raadhuisbouw
Aan het besluit van de gemeenteraad van 17 april 1923 raadhuis en secretarie van de nieuwe gemeente voorlopig te vestigen in het raadhuis van de voormalige gemeente Capelle, was geen advies van B. en W. voorafgegaan. Het college had drie dagen tevoren besloten, daartoe geen voorstellen aan de raad te doen. Het college sprak zich er alleen voor uit het raadhuis voorlopig in Capelle te vestigen. De burgemeester gaf als zijn mening te kennen, dat de zetel in het centrum van de nieuwe gemeente gevestigd moest worden en deelde mee, dat ook de Commissaris der Koningin zich daarvoor had uitgesproken.
Terstond opperden enkele raadsleden bezwaren, omdat naar hun mening de samenvoeging was geschied om redenen van bezuiniging, terwijl de bouw van een nieuw raadhuis een financiële opoffering zou betekenen. Op voorstel van enkele leden werd met 8 stemmen voor en 3 tegen besloten plannen en een kostenberekening te laten maken voor de bouw van een raadhuis in het centrum. De tegenstemmers wensten het raadhuis in Capelle te behouden.
In de raadsvergadering van 28 mei 1923 kwam een rapport met een tekening voor de oplossing van de raadhuiskwestie ter tafel van de Waalwijkse gemeentearchitect J. van Hulten. Voorgesteld werd over te gaan tot aankoop van een huis van J.F. Koole te Vrijhoeve-Capelle voor f. 13.000,-- en aan dat huis de nodige veranderingen aan te brengen. Ter dekking van de kosten moest hoogstens f. 16.000,-- geleend worden. Deze voorstellen werden met 6 tegen 5 stemmen verworpen. Hierna stelde één der raadsleden voor burgemeester en wethouders te machtigen plannen te ontwerpen voor het bouwen van een nieuw raadhuis. Dit voorstel werd na enige discussie met 8 tegen 3 stemmen aangenomen. Opnieuw waren Capelse raadsleden tegen. Opgemerkt moet worden, dat al eerder duidelijk geworden was, dat geen der drie bestaande raadhuizen groot genoeg was voor de nieuwe gemeente Sprang-Capelle.
Architect P. van Gestel te 's-Hertogenbosch kreeg opdracht de nodige voorstellen te doen. Hij diende zijn rapport 4 juli in en burgemeester en wethouders besloten 18 juli de raad voor te stellen het raadhuis te Vrijhoeve-Capelle aan de publieke dienst te onttrekken, af te breken en met het vrijkomende materiaal een nieuw raadhuis te bouwen. De kosten, begroot op f. 18.620,--, konden door een lening van f. 19.000,-- à 6%, af te lossen in 38 jaar, gedekt worden. Op 27 juli 1923 nam de raad de voorstellen aan opnieuw met 3 stemmen tegen. Burgemeester en wethouders verstrekten 10 september architect Van Gestel opdracht bestek en tekeningen te maken.
Intussen hadden enkele inwoners van Capelle een adres gericht aan de Kroon, waarin zij verzochten het raadsbesluit van 28 mei 1923 tot de bouw van een nieuw raadhuis, te vernietigen. Het door Gedeputeerde Staten om advies gezonden adres werd door burgemeester en wethouders op 9 oktober uitvoerig beantwoord en ontzenuwd. Zij bestreden de mening dat het oude raadhuis van Capelle behouden kon blijven, met het argument dat dit niet in het centrum gelegen was. Bovendien was het te klein, het voormalig bestuur van Capelle had al plannen tot vergroting gehad.
De burgemeester deelde op 26 november 1923 aan de Commissaris der Koningin op diens verzoek schriftelijk mede, dat aan de vereniging van de gemeenten Sprang, Capelle en Vrijhoeve-Capelle het nadeel verbonden was dat de inwoners van de vroegere gemeenten scherper tegenover elkaar waren komen te staan. Voor een niet onbelangrijk deel schreef hij dat toe aan het drijven van enkele ingezetenen van de voormalige gemeente Capelle, die nog immer het feit van de samenvoeging niet wilden aanvaarden en bij elke gelegenheid trachtten de verhouding te verscherpen. Zij deden het steeds voorkomen, alsof elke maatregel of regeling die getroffen werd, een verkrachting der rechten van een bepaalde groep betekende. Verbetering van de situatie verwachtte hij pas, indien inderdaad op langere termijn bezuiniging kon worden aangetoond ten gevolge van de samenvoeging.
Burgemeester Meijer wist intussen alle moeilijkheden uit de weg te ruimen door de gemeente voor de bouw van het raadhuis een terrein van 25 x 25 m, gelegen tegenover het oude raadhuis van Vrijhoeve-Capelle ten geschenke aan te bieden. Weliswaar deed hij dit onder het mom dat hij de bouw van een raadhuis achter het bestaande betreurde, omdat dit vanaf de weg gezien in verband met ligging van het postkantoor geen mooie indruk zou geven. Nadat van Capelse zijde tevergeefs getracht werd het bouwplan nog eens afzonderlijk te behandelen -zij hadden al nul op hun rekest gekregen- werd de schenking in dank aanvaard met 7 tegen 2 stemmen en 1 onthouding. De aanbesteding van de bouw vond plaats op 15 januari 1924 en de bouw werd 23 januari gegund aan C. Michaël uit Vrijhoeve-Capelle voor f. 11.870,-- en het glas- en verfwerk aan T. den Hollander uit Capelle voor f. 870,--. Michaël had f. 1,-- hoger ingeschreven dan de laagste inschrijver, doch men wenste de plaatselijke inschrijvers de voorkeur te geven.
Op voorstel van architect Van Gestel werd D. van Vianen te Ammerzoden m.i.v. 4 februari tot dagelijks opzichter van de bouw benoemd tegen een vergoeding van f. 100,-- in de maand. Op 29 januari besloten burgemeester en wethouders nog tot verbreding en verdieping van het gebouw met resp. 1,50 en 0,60 m, waarvoor aannemer Michaël f. 1.260,-- extra betaald zou krijgen. Een lening van f. 19.000,-- werd in augustus afgesloten met "De Spaarbank" te Gorinchem.
Op 15 september 1924 was de bouw zover gereed, dat opzichter Van Vianen ontslagen kon worden onder toekenning van een gratificatie van f. 25,--.
De secretarie kon op 10 november 1924 naar het nieuwe raadhuis overgebracht worden. De officiële ingebruikname door de raad geschiedde op 5 december 1924. In een korte toespraak sprak burgemeester Meijer zijn hoop en vertrouwen uit "dat binnen deze muren immer zal worden gevonden die samenwerking en dat vertrouwen, dat bij alle verschil van meening, zal weten te vinden den weg, welke leidt tot bevordering van de belangen van deze plaats".
In dezelfde vergadering aanvaardde de raad in dank een voorzittershamer, geschonken door de verenigingen, aangesloten bij de Christelijke Volksbond te Sprang, en een klok, geschonken door de echtgenote van de burgemeester.