De oorsprong van de gemeente Vrijhoeven Cappel dateert uit het jaar 1388, toen de toenmalige Ruwaard van Holland, Aalbrecht van Beijeren, VIER HOEVEN MOERS, gelegen onder het ambacht van ’s-Grevelduin-Capelle, vrij van tienden - waaraan "VRIJHOEVEN" zijn naam ontleent - verkocht aan Zeger Floriszoon. Deze koop werd in 1390 door genoemde Aalbrecht, die toen Graaf van Holland wis geworden, met nog andere voorrechten bekrachtigd.
Die "VIER VRIJE HOEVEN" (Een "hoeve" was een oppervlaktemaat ter grootte van 16 morgen, bij een breedte van 24 roeden en een lengte van 400 roeden. Een morgen was circa 0,9930 ha groot ) waren dus het begin van de latere gemeente Vrijhoeven Cappel, die in een latere periode werd vergroot met een gedeelte van de Heerlijkheid Zuidewijn. In 1815 werd daarbij nog gevoegd het moer van Hedel, uitmaken d)e een oostelijk gedeel- te van de gemeente Capelle. (Dit gebied was gelegen ten oosten van de huidige bedrijfsgebouwen van bouwmaterialenhandel Oerlemans, ongeveer tussen de Winterdijk en de Maasroute.)
De gemeente werd eertijds genoemd de Ambachtsheerlijkheid van Vrijhoeven Cappel. Doch de titel van "Heer" heeft nimmer aan een persoon of aan een familie toebehoord, maar behoorde toe aan alle ingeërfde inwoners van het mannelijk geslacht, die ook tezamen als "Eén Eenig Heer voor twintig jaren bij stemming Schout en Secretaris aan en afstelden alsmede jaarlijks Schepenen en Burgemeesters". Die hebben nooit een wapen gevoerd en dat is ook nooit voor zover bekend bij "Eén van hen voorhanden geweest".
Toen dan ook de Hoge Raad van Adel in de Staatscourant van 12 januari 1815, nr. 10, de gemeentebesturen, die nog geen wapen hadden, uitnodigde het ontwerp van een wapen bij hem in te zenden, zonden de Burgemeester en de leden van het gemeentebestuur van Vrijhoeven Cappel bij brief van 31 oktober 1815 een voorstel aan de Gouverneur der provincie Noord-Brabant. Deze had zich n.l. bij missieve van 19 oktober 1815, nr. 4, belast met het doorzenden van de ontwerpen aan de Hoge Raad van Adel en aangedrongen op het doen vaststellen van gemeentewapens.
Gelet op het feit, dat de ingeërfde mannelijke inwoners zelf het recht van ambachtsheer hadden zond men een tekening in, "verbeeldende 't zelve wapen: Eene Boere Hoeve met Eenen Boom, waarvoor vliegende Een Kappelletje, geplaatst in Eene ronde Cirkel, met de woorden op het onderste Derd halfrond "VRIJHOEVEN CAPPEL".
Bij Koninklijk Besluit van 31 augustus 1818, nr. 74 werd - afwijkend van dit voorstel - een wapen vastgesteld. Wat gebeurde er evenwel? Bij een in 1858 plaats gehad hebbende brand, was met het grootste gedeelte van het gemeentearchief ook het aan de gemeente toegekende wapen verloren gegaan. Op 1 december 1896 verzocht het gemeentebestuur de Minister van Justitie zijn tussenkomst te verlenen voor een nieuw Kon. Besluit of een besluit van de Hoge Raad van Adel betreffende een wapen voor de gemeente. Wat deed evenwel de Minister? Hij stuurde bij brief van 9 december 1896 een afbeelding met omschrijving van het wapen, hetwelk bij Koninklijk Besluit van 31 augustus 1818, nr. 74, aan de gemeente werd toegekend. Die afbeelding is hierna opgenomen. De Minister verklaart daarin
"dat het afgebeelde wapen gelijk is aan dat hetwelk bij Koninklijk besluit d.d. 31 Augustus 1818 No. 74 aan de gemeente Vrijhoeve-Capelle, provincie Noord-Brabant, werd toegekend en dat de beschrijving van dat wapen luidt als volgt: van zilver, beladen met een kapel met klokkentorentje staande op een losse grasgrond alles van natuurlijke kleur, en voorts dat ingevolge het bepaalde bij Koninklijk besluit d.d. 3 januari 1818 No. 91 gemeld wapen behoort te worden gevoerd met het omschrift".

 

Wat blijkt dan evenwel? Dat niet de naam Vrijhoeven Cappel maar de naam Vrijhoeve-Cappelle in het wapen is opgenomen en blijkbaar is dat reeds in 1818 geschied. Uit het vervolg van dit verhaal zal blijken, dat dit toch niet het geval was.
In 1896 is de kwestie van het wapen waarschijnlijk actueel geworden, omdat toen de naam van de gemeente (weer) aan de orde kwam. Het gemeentebestuur wilde blijkbaar nagaan hoe de naam der gemeente in het wapen was vermeld en daarin steun vinden voor zijn actie voor zijn schrijfwijze van de gemeentenaam. Wat was n.l. het geval? In de Wet van 16 april 1896 tot regeling van de Personele Belasting werden de gemeenten voor de heffing van de personele belasting ingedeeld in klassen (9 klassen). Een bij die wet vastgestelde tabel wees de gemeente en de klasse aan. Dat betekende, dat de naam van de gemeente bij die wet werd vastgesteld. Dat was voor onze gemeente in casu de naam Vrijhoeve Capelle. In een missieve van 29 mei 1896. A. nr. 3 (Prov. Blad 1896 nr. 56), schreef de Commissaris der Koningin in Noord-Brabant aan de gemeentebesturen:
"De Minister van Binnenlandsche Zaken vestigt mijne aandacht op de spelling der plaatsnamen die gevolgd is bij de wet van 16 april jl. (Staatsblad nr. 72), en geeft daarbij de wenschelijkheid te kennen, dat die algemeen gevolgd worde. Onder verwijzing naar genoemd Staatsblad, heb ik de eer aan U te doen toekomen eene lijst van de namen der gemeenten dezer provincie, zooals die voortaan op alle stukken, die van Uwentwege uitgaan, zullen behooren te worden geschreven."

 

 

En op die lijst kwam de naam voor: Vrijhoeve Capelle
In de openbare vergadering van de Raad der gemeente Vrijhoeven Cappel, gehouden op 27 juli 1896, komt de kwestie van de naam der gemeente aan de orde. Na langdurige discussies wordt besloten Burgemeester en Wethouders op te dragen een bezwaarschrift in te dienen betreffende de voorgestelde naamspelling, in zonderheid aangaande het woord "Vrijhoeve".
Dat laatste vooral is logisch en begrijpelijk, omdat zoals Burgemeester en Wethouders in hun bezwaarschrift van 27 augustus 1896 nog eens uitvoerig toelichtten, VIER VRIJE HOEVEN de oorsprong waren van de Ambachtsheerlijkheid, van de latere gemeente en van de naam VRIJHOEVEN CAPPEL. Zij wezen er dan ook op, dat in alle oude registers en akten de naam der gemeente doorgaande gespeld geschreven werd: VRIJHOEVEN CAPPEL, slechts een enkele maal vindt men daarin Vrijhoeve Capelle en "Vrijhoeven Capel".

“In een overeenkomst - zo vervolgden zij - tusschen Schout en gerechten van Sprangh en die van Vrijhoeven Cappel van den jare 1703, staat de naam der laatste gemeente geschreven als gemeld. Een akte van admodiatie, gegeven door de Staten van Holland d.d. 17 maart 1722, geeft insgelijks den naam onzer gemeente aan als Vrijhoeven-Capelle.
Een request van 25 januari 1748 door de zes voormalige Zuidholl. dorpen gepresenteerd tot verzoek van remissie van verponding (grondbelasting), bevat evenzoo den naam Vrijhoeven Cappel. Een lijst van neringdoenden, opgemaakt in de gecombineerde vergadering der zes Zuídholl. dorpen d.d. 9 juli 1750, noemt den naam der gemeente Vrijhoeven.
In de notulen van het verhandelde in een dergelijke vergadering d.d. 1 Oct. 1806 wordt gesproken van den schout van Vrijhoeven Capel. In het resolutieboek van ons gemeentebestuur, loopende van 1825 tot 1839 komt de naam onzer gemeente steeds voor als Vrijhoeven Cappel, slechts een enkele maal Vrijhoeven-Capelle en Vrijhoeven Capel.
Evenzoo in de hieraansluitende latere registers van besluiten van den Gemeenteraad. Daarenboven in alle akten van den Burgerlijken Stand van 1811 af tot heden komt steeds de spelling voor van Vrijhoeven Cappel.
Omtrent het eerste gedeelte van den naam bestaat dus geen verschil en schijnt men overtuigd te zijn geweest, dat die behoort te zijn Vrijhoeven, als hebbende zijn ontstaan te danken aan de Vier tiend vrije hoeven.
Omtrent de laatste helft van den naam schijnt men niet zo eenstemmig geweest te zijn. Wel vindt men die bijna doorgaande als Cappel en in de laatste 70 jaren onafgebroken aldus gespeld, toch kwam een enkele maal ook Capelle of Capel voor.
In dezerzíjdsche míssieve van 12 januari 1853, W no. 3, aan den Heer Commissaris der Koningin in deze provincie (als gevolg op eene desbetreffende aanschrijving Prov. Bijblad 1852 No. 96), waarbij is opgezonden het besluit van den Hoogen Raad van Adel, vaststellende het wapen voor de gemeente, alsmede een afdruk van wapen, wordt aangedrongen het onderscheidingsteeken voor rekening der gemeente te doen vervaardigen. Op dat daarop ontvangen onderscheídingsteeken staat als wapen een (bid)kapel op een veld van zilver, benevens de naam Vrijhoeven-Capel. Deze laatste spelling komt ons voor de meest rationeele te zijn, en het meest overeenkomende met den oorsprong en de beteekenis, ofschoon de spelling van Cappel ontwijfelbaar de oudste is".

Burgemeester en Wethouders erkennen dat de spelling van "Cappel wel enigszins in strijd is met gebruikelijk Nederlands en verzoeken dan te bevorderen, dat de spelling van de gemeentenaam "Vrijhoeven-Capel" wordt aangenomen, namelijk voor 't geval, dat tegen de oude spelwijze van Vrijhoeven Cappel" onoverkomelijke bezwaren mochten bestaan.

Uit deze brief blijkt, dat het oorspronkelijke wapen van de gemeente, ondanks de verklaring van de Minister van Justitie van 9 december 1896, dus anders was dan de afbeelding, die de Minister van Justitie toezond en wel degelijk de naam "Vrijhoeven-Capel" bevatte. Geen wonder, dat het gemeentebestuur een duplicaat wilde van het oorspronkelijke gemeentewapen. Maar de afbeelding van de Minister was toch anders en droeg de naam "Vrijhoeve-Cappelle"! Die Minister toch!
Uit het gemeentearchief blijkt niet, of Burgemeester en Wethouders een antwoord hebben ontvangen op hun bezwaarschrift. Maar er gebeurde wel iets anders. Er was in 1895/96 een nieuwe Kieswet in voorbereiding. En al op 5 oktober 1895 richtte de Minister van Binnenlandse Zaken een circulaire aan Gedeputeerde Staten der Provinciën, waarin hij er op wees, dat sommige gemeentebesturen ten aanzien van de naam hunner gemeente een spelling bezigden of wensten te bezigen, welke afweek van die, welke aan zijn departement gebruikelijk is. Híj wenste, dat de spelling van de Kieswet tot algemene leidraad zou strekken voor de schrijfwijze van de gemeentenamen en verzocht Gedeputeerde Staten een onderzoek in te stellen naar de verschillen tussen de door de gemeentebesturen gebezigde of begeerde spelling en die, welke gebezigd was in het bij de Staten-Generaal aanhangige ontwerp van de Kieswet. Uiteraard hadden Burgemeester en Wethouders van Vrijhoeven Cappel naar aanleiding van dat onderzoek op 8 oktober 1895 reeds bericht, dat de officieel door hen gebezigde naam hunner gemeente was Vrijhoeven Cappel. Maar in de nieuwe Kieswet van 7 september 1896, staatsblad nr. 154, stond als naam der gemeente te lezen: Vrijhoeve Capelle!

Maar het gemeentebestuur bleef in al haar uitgaande brieven de naam "Vrijhoeven Cappel" bezigen, al richtten de Ministers van de departementen en Gedeputeerde Staten hun brieven aan het gemeentebestuur van Vrijhoeve-Capelle. Ook in de voorgedrukte akten van de burgerlijke stand, in de registers van geboorten, overlijden, huwelijken en echtscheidingen enz. bleef voorgedrukt "de ambtenaar van den burgerlijken stand van de gemeente Vrijhoeven Cappel". En ook in de notulen van de vergaderingen van de Raad en van Burgemeester en Wethouders schreef de secretaris trouw "Vrijhoeven Cappel". Tot 1 januari 1915. Dan blijkt het gemeentebestuur overstag te zijn gegaan en wordt in alle uitgaande brieven en notulen de naam Vrijhoeve-Capelle gebezigd. In de akten van de burgerlijke stand wordt eerst met ingang van 1916 de naam Vrijhoeve-Capelle voorgedrukt. De registers voor 1915 waren blijkbaar eind 1914 al gedrukt! Maar dan blijft het in alle volgende jaren ook Vrijhoeve-Capelle. Waarom het gemeentebestuur deze ommezwaai maakte? Daarvan blijkt met geen woord, noch uit de notulen noch uit een bekendmaking aan de bevolking of in brieven aan andere gemeentebesturen of overige overheidsinstanties. Maar het bleef wel zo tot de samenvoeging der gemeenten per 1 januari 1923. Uiteindelijk was de naam der gemeente bij de wet, met name de Wet op de Personele Belasting en de Kieswet (beide van 1896), vastgesteld en alleen een latere wet kan daarin wijziging brengen. Dat kan toch iedereen weten