Openbare veiligheid
In de politiedienst werd in elk der drie gemeenten voorzien door één gemeenteveldwachter.

Veel steun ontvingen deze veldwachters van de Brigade van de Marechaussee, die te Waalwijk was gestationeerd, en die - dat blijkt uit velerlei stukken - uitstekende diensten verleende aan de plaatselijke politie. Iedere gemeenteveldwachter was tevens onbezoldigd Rijksveldwachter om ook over de grenzen van zijn gemeente heen zijn politiebevoegdheden te kunnen uitoefenen. In Capelle waren er bovendien 4 nachtwakers, die klapwakers werden genoemd. Zij droegen n.l. een plankje aan een handvat bij zich en op dat plankje was aan beide zijden met een scharnier een ander plankje bevestigd. Wanneer men het geheel bewoog klapten de beide plankjes op de hoofdplank, waardoor luide klappen ten gehore werden gebracht. Zo konden ook de inwoners worden gewekt.
De 4 klapwakers in Capelle waren:
Adriaan de Jong, voor het dorp Capelle; (tevens onbezoldigd gemeente-veldwachter);
A. Verduijn, voor de Nieuwevaart;
A. van der Mast, voor de Hogevaart; en
P. van Zelst, voor de Heistraat.

Zij genoten ieder een jaarwedde van f 14,--, verhoogd met hetgeen zij genoten van de bewoners van de wijk, welke zij bewaakten. In Vrijhoeven Cappel was er geen nachtwaker en in Sprang 1 nachtwaker, die tevens tot onbezoldigd gemeente-veldwachter was benoemd.
De gemeenteveldwachters verdienden niet veel. In Sprang genoot de gemeenteveldwachter A. Kramer een jaarwedde van f 250,--. In Vrijhoeven Cappel bedroeg de jaarwedde van gemeenteveldwachter G. Gouda f 200,-- en in Capelle werd aan gemeenteveldwachter J. de Visser f 400,-- per jaar betaald. Alle drie veldwachters hadden vrij wonen in een gedeelte van het raadhuis en die in Sprang genoot tevens nog een kledingtoelage van f 50,-- per jaar. Meestal hadden zij nog enkele gemeentelijke bijbaantjes om hun inkomsten nog wat op te voeren.
De schaarse straatverlichting, hier en daar, en op hoeken van straten, bestonden uit petroleumverlichting, die dan door een lantaarnaansteker, meestal een bijbaantje van een gemeentewegwerker of van een nachtwaker, werd ontstoken en gedoofd.
Ook nog in 1886 konden de inwoners krachtens een gemeentelijke verordening worden opgeroepen tot het verrichten van persoonlijke diensten, bijv. bij brand of bij watersnood. De daarvoor aangewezen personen werden geregistreerd op lijsten en moesten, om bijv. bij brand hun taak te kunnen uitoefenen, regelmatig oefenen met de brandspuit. Ook daartoe waren de aangewezen personen verplicht. Men kon ook de diensten, waartoe men werd opgeroepen, door een plaatsvervanger doen waarnemen of voor geld, in de gemeentekas te storten, afkopen. Jeugdigen, gebrekkigen en bejaarden waren vrijgesteld. Maar nadat in 1885 een nieuwe brandspuit was aangeschaft ging de gemeente Capelle er toe over brandweerlieden aan te stellen en die van gemeentewege te honoreren. In sommige kringen was daartegen nogal oppositie, want nu zouden alleen degenen, die in de gemeentelijke belastingen waren aangeslagen de kosten van brandbestrijding dragen, terwijl voorheen iedereen zijn steentje moest bijdragen aan de brandbestrijding !
In Capelle werd de nieuw aangekochte brandspuit in de kom van Capelle gestationeerd, maar voor de twee oude brandspuiten, waarvan er één gereviseerd werd 1886, werd tegen de openbare school in de Heistraat (Nieuwstraat) een brandspuithuisje gebouwd. Zo was men ook buiten de kom in korte tijd van hulp verzekerd in geval van brand. Vrijhoeven Cappel en Sprang hadden elk hun eigen brandspuit. Ook in Sprang had men omstreeks 1886 brandweerpersoneel van gemeentewege aangesteld, dat uit de gemeentekas werd bezoldigd.
In de nacht van 11/12 maart 1886 is de korenmolen van de heer W. Dekkers in de Heistraat totaal afgeb