Mr. J.W. Maris

Het was voor mijn vrouw en mij een buitenkansje om eens te kunnen meemaken, hoe het toegaat op een bijeenkomst van een Heemkundekring buiten onze landsgrens en wel op de "gouwdag" (zoals men in Vlaanderen een dergelijke bijeenkomst van een gewest pleegt aan te duiden) van het Verbond van de Heemkundekringen in de provincie Oost-Vlaanderen. Deze provincie in België is gelegen ten westen van Antwerpen en reikt in het westen tot vrij dicht bij Brugge. De samenkomst van de provinciale kring, die 32 plaatselijke afdelingen telt, werd gehouden in Wetteren aan de Schelde, ongeveer 12 kilometer ten zuidoosten van Gent gelegen. Wetteren telt circa 23.000 inwoners, heeft een fraaie oude kerk en ook een heemkundig museum.

Op de heenreis naar Wetteren viel ons al spoedig op, toen wij weg van de snelweg Antwerpen- Gent waren, het uitgesproken welvarend karakter van de provincie Oost-Vlaanderen (deels bloemencultuur, deels industrie). In Wetteren maakten wij een gedeelte van de bijeenkomst van de Heemkundekring mee (niet het bezoek aan de kerk en aan het museum, dat die dag al eerder had plaatsgevonden).

Het vervolg van de bijeenkomst, waarvoor wij bijzonder geïnteresseerd waren, zou, naar ons ter ore was gekomen, gehouden worden in de brandweerkazerne, waarheen wij ons dan ook begaven.

Het "Brabants Kwartierke" was al ruimschoots overtroffen, voordat de groep van 150 A 200 bezoekers verscheen en de zeer ruime ontvangstzaal van het brandweerstation van Wetteren binnentrok, een paleis in zijn soort, waaraan in de jaren 1980 tot 1982 gebouwd was.

Een kennismaking met deze grote vrijwillige brandweer, welke reeds bestond vanaf 1812, stond op het programma van de "gouwdag". Daarom nam dan ook de brandweercommandant het woord, vertelde allereerst het een en ander over de regelingen van de brandweer in België (beroepsbrandweer voor de grootste steden, gemengde brandweer voor de middelgrote plaatsen en vrijwillige brandweer voor de kleine plaatsen). Ook sprak hij over de periode van de voorbereidingen van de nieuwbouw, toen een gezamenlijke goede pint met functionarissen die bij de bouw betrokken waren, het beter deed dan een officiële bespreking ten departemente in Brussel. Ofschoon de brandweer per definitie snel is, zoals de commandant verklaarde, duurde zijn causerie lang, maar "zeker en vast" (de Vlamingen zeggen niet vast en zeker) mag gesteld worden, dat vele van de door hem vertelde voorvallen, met humor gekruid waren (vermoedelijk was dit al een greep uit het "dagboek van een brandweercommandant", dat uitgegeven zal worden).

Het hoogtepunt van de bijeenkomst had men tot het laatst bewaard, te weten de huldiging van Pater A. Maris, die wel in het Redemptoristen- klooster in Antwerpen woont, doch wiens hart nog steeds is in het "soete land van Waes", de streek ten westen van Antwerpen en wel in het bijzonder in Bazel (gelegen circa 15 kilometer ten zuidwesten van Antwerpen), waar hij geboren werd.

Daar heeft hij het driemaandelijkse heemkundig blad "Wissekerke" (genaamd naar het in Bazel gelegen fraaie kasteel) opgericht, waarvan hij al van 1976 af de hoofdredacteur is.

Tussen twee haakjes, de Heemkundekring daar krijgt er mooi onderdak in een oude schuur, die verbouwd wordt door de Kredietbank. Hij was ook medeoprichter van de Vlaamse vereniging van familiekunde, publiceerde veel op het gebied van geschiedkunde, volkenkunde en genealogische onderwerpen.

Zo beschreef hij uitgebreid de geschiedenis van Bazel en het kasteel "Wissekerke". En ook hield hij zich bezig met de geschiedenis van families als bijvoorbeeld "het geslacht Maris van circa 1250 tot 1974". Hij toonde daarin aan, wanneer de Nederlandse tak Maris en de Vlaamse tak Maris (namelijk in de jaren 1597 en 1600) een eigen leven gingen leiden.

Met het oog op de huldiging nam de voorzitter van het Verbond van de Heemkundekringen van Oost- Vlaanderen het woord en roemde Pater Maris in een gloedvol betoog. Hij duidde hem aan als "Pater Nachtuil", omdat hij als oudste pater' (83 jaar) steeds het laatst naar bed toe ging. Soms brandde het licht op zijn kamer tot diep in de nacht, zodat het eerbiedwaardige klooster wel eens op een verdacht huis geleek. Ofschoon men uiterst zuinig is met de Reijnartprijs (deze is nog maar 23 keer uitgereikt), was men het er over eens geworden, dat de Reijnartprijs 1990 aan Pater Maris moest worden toegekend op grond van diens veelvuldige degelijke publicaties die vele facetten van de geschiedenis en het volksleven in het land van Waes hebben belicht.

De onderscheiding, welke na deze woorden door de voorzitter werd uitgereikt, bestond uit een fraaie oorkonde, een roodfluwelen keten, goud omboord met een penning en een fraai uit steen gehouwen beeldje van ongeveer 50 cm hoog van de vos Reijnart, gekleed in een monnikspij (hetgeen deed denken aan de uitdrukking: "als de vos de passie preekt, boer pas op je kippen"). De onderscheiding droeg de naam "Reijnart", omdat het middeleeuwse dierenepos echt een spiegel van de Vlaamse samenleving of volksziel wilde zijn.

Pater Maris dankte hartelijk voor de onderscheiding met de vos Reijnart, die hij betitelde als "den deugniet van Vlaanderen". Ofschoon hij zelf in het verleden colleges theologie, filosofie en retorica gaf, verklaarde hij steeds te hebben willen schrijven op een bevattelijke wijze voor het eenvoudige volk. Dat eenvoudige schrijven is volgens hem ook daarom van belang, omdat latere geslachten dan beter zullen kunnen begrijpen wat er geschreven is. Dat kan bovendien ook een stimulans zijn om later met het onderzoek verder te gaan. Heemkunde is daarom zo boeiend, omdat het de geschiedenis is van mensen in een bepaalde streek. Ook in Wetteren was het aanwezige publiek, niet zoals bij ons, een doorsnee van de samenleving. Hetgeen opviel was, dat hier zelfs sommigen met het gehele gezin gekomen waren, zodat soms een kinderwagen met baby de trap opgesjouwd moest worden. Na zijn dankwoord werd er geen champagne geschonken, maar meer passend in de heemkundige sfeer, het specifieke bier van Wetteren. Dat is een bier, waarbij destijds, in de 17e eeuw, bij het brouwen een vergissing was gemaakt (een misbrouwsel dus), maar dat daarna de specialiteit van Wetteren werd (een pint die zich best liet smaken, een donker bier dat enigszins met een Trappist te vergelijken was). Men kan het nog bestellen onder de naam "den uitzet" (genoemd naar een beeldje dat de naam droeg van een zekere "Lieven uitzet", mogelijk de oorspronkelijke brouwer). Ook de aanwezige Nederlandse tak Maris, die na enig voorafgaand speurwerk er achter gekomen was, waar de huldiging zou plaatsvinden, liet zich niet onbetuigd en bood een paar flessen Franse wijn aan onder de naam "Domaine Maris" (van de Franse tak dus). Voorts werd aan Pater Maris overhandigd een boekje, waarin summier de geslachten van 1250 tot heden van de Nederlandse tak Maris zijn vermeld en bovendien de kwartierstaten en wapens van de familie zijn opgenomen uit de tijd, toen de Nederlandse en de Vlaamse tak een eigen leven gingen leiden.

Na een hartelijk afscheid van de gehuldigde Pater Maris en de organisatoren van de "gouwdag" en de brandweercommandant gingen wij zeer voldaan over de opgedane indrukken huiswaarts.