In de 18e eeuw was het leger van de Republiek der zeven verenigde Nederlanden een huurleger. Het bestond uit regimenten, afkomstig uit verschillende landen en gewesten. Zo dienden er regimenten Walen, Schotten, Hessen en Pruissen. Ieder regiment had zijn eigen commandant. De Stadhouder was legercommandant (Luitenant-generaal van de Unie).

De tijden waren moeilijk. Willem V was bij de dood van zijn vader in oktober 1751 nog maar 3 jaar oud. Zijn moeder prinses Anna (dochter van de Engelse koning George II) voerde onder de titel van Gouvernante het bewind. De Oostenrijkse succesieoorlog 1740-1748 was ten einde, waarbij de inval van Maurits van Saksen in 1744 in Zeeuws Vlaanderen door volksbewegingen de stoot gaf tot de verheffing van Willem IV tot Stadhouder in 1747. De dreiging die uitging van de komende Zevenjarige oorlog (1756-1763) tussen Pruisen en Oostenrijk en van de gelijktijdig gevoerde zeeoorlog tussen Frankrijk en Engeland (1756-1763) was niet te onderschatten. Door beide landen werd druk uitgeoefend om partij te kiezen voor één der partijen. Het gevaar was groot, dat Frankrijk de oorlog aan de Rijn zou gaan voeren; de Koning van Engeland was immers keurvorst van Hannover.

Daarom waren in onze streken Staatse huurtroepen gelegerd. Ook in Capelle was dit het geval; zoals hierna blijkt waren het Schotten. Bij het speuren naar zijn voorouders in het Oud Rechterlijk archief van Sprang stuitte ons lid, de heer L.H. Westdijk, wonende in Koudekerk aan de Rijn, op onderstaande akte.

De inhoud daarvan geeft een beeld van de toestanden van willekeur en geweld, die voor de burgerij aan deze legering van huurtroepen inherent waren.

We zijn de heer Westdijk dankbaar voor de toezending van dit stuk en plaatsen het gaarne in "Bruggeske".

Het is ons niet bekend of straffen tegen de militairen ten uitvoer zijn gelegd.

De Redactie.

Oud Rechterlijk archief Sprang bundel 103, akte van 24-9-1755.

Compareerde voor ons ondergeteykende schepenen deser heerlijkheyt van Sprang ZACHARIAS SCHOLT, ANTONI KIVITS, PEETER SOETHOUT, PEETER ROOSSEN, WOUTER VERHEYDEN en HENDRIK VAN RIEL, alle van competenten ouderdom,en inwoonderen alhier binnen Sprang voorsz.

Dewelke ter instantie en ter requisitie van de Heer CORSTIAAN VAN DE WERKEN, Schout alhier, hebben getuygt en verclaart waar en waaragtigh te wesen, dat sij Comparanten op Sondag, sijnde en Eenentwintigsten Septemb. deses jaers 17 vijffenvijftig des savonts omtrent de clocke halff tien uren ten huysen van de eersten comparant ZACHARIAS SCHOLT sijn geweest.

Dewelke te samen verclaaren, dat sij comparanten een groot roemoer op straat hoorende, waer op den eerste Comparant seyde: ik verstae niet dat mijn deur opengedaan sal worden, nogtans door een off den anderen de deur opegedaan sijnde, is daer op in huys gecoomen een soldaat van de Schotten dienende tot assistentie van des gemeenen 's Lands Middelen, in quartier leggende tot Cappel, soo veel ons bekent is. Welke voorn. Schotse soldaat in huys is gecoomen met een bloote sabel in de hant en vraagde aan den eersten Comp(aran)t om een pint Bier, waar op die seyde: wij tappen niet meer, ik versoek dat ge heene gaat. Gij hebt drank genoeg. En dus verscheyde maelen versogt is om henen te gaan, daer op onder de hant ook in huysinge coomen HENDRIK PAETER, recherge van des gemeenen 's Lands Middelen, die teegen den voorn. soldaat in het voorbij loopen naer de caemer seyde: Comt hier; den voorn. HENDRIK PAETER op de camer sijnde, sloeg op de taeffel en seyde: tapt mijn een pint Bier, waer op den eerste Comparant seyde: ik tap niet meer en ik versoek dat ge heenen gaat, ik heb met uw rusing off actie niet van nooden. Gaat daer naar toe daer ge uw gat vol gesoopen hebt. Waer, op de voorn. PAETER seyde: is mijn geit soo goet niet als de Boeren, met verscheyde expressien van woorden en stondt toen al te drijgen met een stock in sijn hant boven de taeffel en den voorn. soldaat met den blooten sabel te hakken, waer op de meergenoemden PAETER sijnen stock nam en sloeg op de glaesen en cannen etc. van de taeffel aan stucken, waer op de Eersten Comparant met den voorn. PAETER en den voorm. soldaat sijn van de camer affgeraakt, waer op de vier laatste der voorsz. comparanten de deur van de camer toe geslooten hebben om niet meer van haar geaffronteert te worden.

En verclaart alnog den eersten en tweede comparante ZACHARIAS SCHOLT en ANTONY KIVITS dat daer nog is bij gecomen in huys den tweeden soldaat, hebbende den voorn. PAETER, den eersten Comparant in de seycaemer te rug gestooten van de deur aff tot onder de schoorsteen toe teegens de muur en hieff hem daer vast, waer op de Schotten toeschooten en stonden met de bloote saebels boven den eersten comparants hooft en drijgende te hakken, waer op den eersten comparant los raakte en retereerde naar de agterkeuken, soo is den voorn. PAETER met de voorsz. soldaeten met de bloote palasse in de handt, hem eerste comparant wederom gevolgt en stiet den voorn. PAETER hem eerste comparant weer op nieuws op sijn lijff en de voorn. soldaeten dreygende weer te hakken en is toen den eersten Compt. weer ontkomen en den voorm. PAETER en de voorsz. soldaeten sijn soo uyt den huys geraakt op straadt.

Eyndigende sij Deponenten haere voorsz. gegeven verclaeringe en naar duydelijcke voorleesinge hebben wij daer nog bij gepersisteert en daer op den Eedt afgelegt in handen van een Schepen alhier met de woorden: Soo waarlijck mogt haar Godt Almagtig helpen.

Aldus gedaan en gepasseert ten overstaan van PIETER BOESER en ARIEN SWART, schepenen. Actum Sprang den vierentwintigsten September seventie hondert vijff en vijftig.

w.g. P. BOESER

ARIEN SWART

Mij present G. OERLEMANS