Verslag van de lezing over ‘Winterfeesten: van Sint-Maarten tot Pasen’ op 13 december 2022 door Ineke Strouken

Het loopt al tegen acht uur en in de zaal is het nog redelijk rustig. Zou de kou of koning voetbal daar debet aan zijn? Aan de lezing van vanavond zal het vast niet liggen, stelt onze voorzitter Wim Konings vast. Hij heet iedereen van harte welkom, in het bijzonder Ineke Strouken, de spreekster van deze avond. Hij spreekt de hoop uit dat we een bijzondere avond tegemoet zullen gaan. En wenst iedereen veel luisterplezier toe.
Ineke neemt het woord en stelt zichzelf eerst even voor. Ze heeft 32 jaar als directeur leiding gegeven aan het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland. In die functie was zij projectleider van grote projecten, zoals het Jaar van de Tradities (2009). Het geven van informatie over tradities die geworteld zijn in het dagelijks leven is haar passie. En die passie straalt ze in ieder geval zeker uit. In bijna twee uur neemt ze haar gehoor mee door de barre winterperiodes zoals die er vroeger vaak waren. Honger, kou en ontberingen waren voor veel mensen helaas dagelijkse kost in die tijd. Daarom werd tot ver in de negentiende eeuw het jaar opgedeeld in twee periodes: de goede en de slechte tijd. De slechte of moeilijke tijd begon op Sint-Maarten, 11 november en eindigde met Pasen. In de slechte periode was het belangrijk om zuinig om te gaan met licht, brandstof en voedsel, om zo de winter door te komen. Dat was voor de kerk o.a. de reden om christelijke feestdagen in te stellen om zo de mensen door de winter te helpen. Deze dagen waren lichtpuntjes voor de mensen in deze letterlijke en figuurlijke donkere periode. Op deze feestdagen mochten mensen bedelen en werden beter gesitueerden gemaand om wat meer naar de armen om te zien. Twee vastenperiodes zorgden er mede voor dat mensen spaarzaam met hun voedsel omgingen.
SintMaartenTot aan 11 november was het zaak om voedsel te verzamelen om de winter door te komen. Men kon eten inkuilen, pekelen, drogen en suikeren. Wecken kwam pas begin 20e eeuw en dat betekende een hele verbetering in het bewaren van voedsel. Voor verwarming was men aangewezen op open houtvuurtjes; later komen pas de kachels, de kolen en de stoven. Vooral de stoof bij vrouwen blijkt een pikant gebeuren te zijn geweest. Men droeg lange rokken en geen of een open onderbroek. Zette men daar een stoof onder, dan steeg de warmte op en zo werd je hele lichaam lekker warm. De aanwezigen konden zich daar wel wat bij voorstellen, gezien de hilariteit in de zaal. Maar dit terzijde. De christelijke feestdagen begonnen met de naamdagen van heiligen. Sint-Maarten 11 november en Sint-Nicolaas 6 december.
Dit zijn de zogenaamde geefheiligen. Sint-Maarten deelde zijn mantel met een bedelaar en Sint-Nicolaas deelde ook allerlei geschenken uit aan de armen. Dus de rijken konden deze dagen goeddoen aan de armen, en de armen mochten ook bedelen deze dag. Deze traditie bestaat nog steeds, al gaan er nu kinderen langs de deuren om snoep of een centje op te halen. Op Sint-Maarten werd ook de jaarlijkse pacht betaald en kon er van dienstverband worden gewisseld.
Met Sinterklaas werden er ook speculaaspoppen gegeven die voedzaam en lang houdbaar waren, ook suikergoed en marsepein werden gegeven. Dit gaf energie en was ook lang te bewaren en dus te gebruiken. Het was ook gebruikelijk elkaar een spiegel voor te houden door middel van gedichten. Het sinterklaasfeest, zoals wij dat nu kennen, is pas in 1850 ontstaan met Zwarte Piet en stoomboot. Allemaal in navolging van een boek, geschreven door Jan Schenkman die tegen slavenhandel was. Dus de tegenwoordige pietendiscussie heeft geen wortel in die geschiedenis. Na een paar vastenweken komen we uit op Kerst, waarin we de geboorte van Jezus gedenken. Deze periode valt ongeveer gelijk met de zonnewende waarmee de overwinning van de zon - het licht wint van het duister - gevierd werd. Het enige voedsel dat je dan kon vergaren was vis of gevogelte. In deze periode mocht er ook wild gestroopt worden; vandaar dat wij nu nog wild op het kerstmenu hebben. In deze periode tot en met oud en nieuw mocht er ook weer gebedeld worden, maar er werden ook pakketten met eten gegeven aan de armen. Daar komt de traditie van onze kerstpakketten vandaan. Ook de nieuwjaarswensen zijn daarvan afgeleid. Vroeger ging men met zulke wensen op papier langs de deur en kreeg men er wat voor. Ook beroepsgroepen deden dat, waarvan we nu alleen nog maar de krantenbezorgers langs zien komen.
In 1843 kwam de kerstkaart in gebruik om elkaar alle goeds te wensen. De kerstboom werd naar Nederland meegenomen door Duitse immigranten in de 19e eeuw en de Duitse prinsessen en prinsen die trouwden binnen ons koningshuis. Al zou het nog lange tijd duren voordat iedereen een kerstboom in huis had. Met oud en nieuw was ook weer feest; oliebollen horen daar al vroeg bij. In de 16e eeuw bakte men die al van ingrediënten die lang houdbaar waren en erg voedzaam bovendien. Zodat men weer een tijd vooruit kon. De traditie van het vuurwerk kennen we pas sinds de 19e eeuw van o.a. de kroning van Wilhelmina. In de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw brengen Chinezen het mee naar Nederland en wordt het ook door de bevolking afgestoken. De nieuwjaarsduik kennen we pas vanaf 1966. Driekoningen, 6 januari, is ook weer zo’n feestdag waar geschenken bij horen, dus ook weer langs de deur om geld en voedsel binnen te halen. In sommige streken gaan kinderen nog steeds langs de deur op die dag. Ook wordt op die dag het koningsspel gespeeld, dat ondeugend kon aflopen zonder in details te treden.
Valentijnsdag op 14 februari: liefde en lente hangen dan in de lucht. Van oudsher een Engelse feestdag, de laatste 30 jaar ook hier in ons land gevierd. En dan het laatste feest voor de vasten en dus voor Pasen: Vastenavond of carnaval, wat ‘geen vlees’ betekent. Mensen, met name rooms-katholieken, gaan lekker los en nemen het er nog even van. De laatste restjes worden opgemaakt en men SintMaarten2maakt zich op voor de vasten van 40 dagen. Op Aswoensdag, met het askruisje halen, wordt de vasten ingezet, matig in eten en drank; maar ook gemeenschap moet vermeden worden. Huwelijken werden ook niet gesloten in deze periode. Men moet met zichzelf en God in het reine komen. Ook het lichaam zelf en de behuizing verdienen een grote beurt: de grote schoonmaak. Met wassen en plassen, stoffen en vegen maakt men het hele huis schoon, zodat men er met Pasen netjes bij zit en fris en fruitig de goede tijd weer in kan gaan. Op de zaterdag voor Palmpasen kwam de slager in sommige streken met een grote os langs de deur, zodat de vrouwen een paar kilo van dit of dat konden bestellen. Het mocht dan vast een onsje meer zijn. Na de Goede Week was het dan eindelijk Pasen. De klokken luidden, het orgel jubelde en de paastafel was rijk gevuld met brood en eieren. Een ei:zeer voedzaam en weer beschikbaar, doordat het langer licht bleef en de kippen weer aan de leg gingen. De slechte of moeilijke periode is dan voorbij en men gaat de goede periode tegemoet. Of het al warm of nog koud was, de kachel ging uit en tegen de muur.
Het was Pasen.
Hier eindigt toch nog vrij snel de lezing en volgt een hartelijk applaus. Op de vraag van onze voorzitter of er nog vragen zijn, komen de gekleurde eieren nog even ter sprake. Het is eigenlijk met je
eieren na Pasen komen, maar Ineke gaat er toch nog even op door. En zo leren we dat je groene eieren krijgt door ze in brandnetelbladeren te koken en rode door in rodekoolbladeren te koken.

Dan dankt Wim Konings haar hartelijk voor haar lezing, vooral de stoofwijsheden en het koningsspel gaven nieuwe inzichten en hij dankte een ieder voor zijn of haar aanwezigheid en wenste iedereen
vrolijke en vredige feestdagen toe en tot ziens in het nieuwe jaar. Ondanks dat we de kou in moesten, hadden we weer een amusante en leerzame avond gehad. Hopelijk zien we de thuisblijvers ook
in het nieuwe jaar.


Dieter Verbeek